m. beugels, beugeltje (1 ijzeren ring op de
beugel- of klosbaan; 2 stijgbeugel meest fig.; 3 metalen ring, die door scharnieren dubbel geslagen kan worden en waaraan een zak of tas is vastgemaakt, knip; ook: de tas; 4 ijzeren toestel tegen het kromgroeien).
1. zegsw. dat kan niet door de beugel, kan er niet mee door;
2. de voet in de beugel hebben; z. stijgbeugel;
3. de beugel van een hangslot, een beugeltas, een baggernet;
4. een kind in beugeltjes; in beugels lopen.