bepaalde, h. bepaald (1 beperken inz. van werkingen van de geest: zijn gedachten vestigen op een punt en ze er niet van laten afwijken; 2 de oorzaak zijn van; 3 vaststellen; 4 inz. vaststellen, uitmaken door waarneming enz.; 5 vaststellen bij een wet, een besluit enz.):
1. zijn aandacht niet bij zijn werk bepalen; zijn keus bepalen;
2. het werk der propagandisten heeft de gunstige uitslag van de stemming bepaald;
3. een prijs bepalen; het uur bepalen; op een nader te bepalen dag;
4. bepaal de afstand tussen A. en B.;
5. de wet, het artikel bepaalt, dat....; refl. (1 iets niet te buiten
gaan, 2 op iets gericht, gevestigd blijven).
1. zich bij het noodzakelijkste bepalen; zich tot de vraag bepalen;
2. zijn gedachten bepalen zich niet tot zijn werk; nog: als bepaling dienen van: dikwijls passief: het ivw. wordt bepaald door een bw.