I. bn. (1 vastgesteld; 2 nauwkeurig, aangewezen; 3 stellig, beslist):
1. een bepaalde tijd, prijs;
2. een bepaalde persoon;
3. een bepaald antwoord; taalk. dikwijls gebruikt voor bepalend: een bepaald lidwoord; nog: in bepaalde gevallen, zekere; als zn. ik kan niets bepaalds beloven, stellig;
II. bw. (stellig, beslist zeker): hij komt bepaald; het is bepaald onmogelijk; nog: nu niet bepaald slim, vrij dom.