I. belas, h. belezen (1 bezweren, een toverformulier over iem. lezen en zo de betovering of de boze geesten doen wijken; 2 uitbannen; 3 overhalen):
1. iem. belezen;
2. boze geesten belezen;
3. hij liet zich belezen;
II. bn. (veel gelezen hebbende): een belezen man.