bedroog, h. bedrogen (misleiden, bedrog plegen): liegen en bedriegen; als mijn geheugen mij niet bedriegt; spreekw. Schijn bedriegt, is anders dan de werkelijkheid; zich bedriegen, zich vergissen; zich in iem. zich iem. voorgesteld hebben anders dan hij is (inz. ongunstig); in zijn verwachtingen bedrogen worden (of: uitkomen), teleurgesteld worden; inz.
Z.-N. een meisje verleiden.