Gepubliceerd op 11-11-2021

bang

betekenis & definitie

bn., bw. (1 angstverwekkend, benauwend; 2 in angst verkerend, bevreesd; 3 vreesachtig, blode; 4 Z.-N. drukkend):

1. een bange droom; bange dagen, gedurende welke men in angst verkeert;
2. bang zijn voor de hond, den vijand; bang voor sneeuw; daar ben ik niet bang voor;
3. zoals een wezel; zo bang als de dood zijn voor, zeer; altijd bang aanstoot te geven; bang zijn om; bang zijn dat; een bange jongen;
4. Z.-N. bange lucht; nog: bang zijn voor iem., iem. niet durven tegenspreken.

< >