Gepubliceerd op 11-11-2021

ban, banne

betekenis & definitie

I. v. bannen (1 gesch. oproeping van de leenmannen ten oorlog; 2 mil. plechtigheid door een signaal op trompet of trom geopend en gesloten; ook: de tijd, dat de handeling duurt; 3 straf der verbanning uitgesproken door de wereldlijke overheid; 4 straf der verbanning door de kerkelijke overheid inz. uitsluiting uit de kerkelijke gemeenschap met verbod de Sacramenten te ontvangen; 5 geldboete, straf, vero.; 6 bezweringsformule; 7 Z.-N. huwelijksafkondiging, roep 2):

1. ‘s vorsten ban riep de leenmannen onder de wapens;
2. de ban slaan, blazen, openen, sluiten;
3. Rudolf v. Habsburg liet over vele roofridders de ban uitspreken;
4. opheffing van de ban verkrijgen;
5. op eigen ban en boete, op eigen verantwoording;
6. zijn Gast hapt, eer ‘t hem de ban belet, de sleutels weg;
7. de bannen afroepen.

II. m. bannen (stadhouder, hoogwaardigheidsbekleder, landvoogd in verschillende Slavische landen); ook, banus.

< >