aasde, h. geaasd (1 iets als prooi zoeken; 2 ong.: gretig verlangen, streven naar; 3 visserij: het slaan van aas aan de haken; 4 Z.-N. van vogels: voeren):
1. de raven azen op lijken;
2. azen op vorstengunst;
3. hengels, geaasd met vis;
4. Z.-N. de vogels azen hun jongen.