Gepubliceerd op 11-11-2021

altaar

betekenis & definitie

o. altaren, altaartje (Lat. altare v. altus = hoog: offertafel, tombevormige verhevenheid, om er op te offeren); ook: autaar, outer. In de spreekt. altaar; lit. t. altaar.

Zo spreekt ze en werpt zich voor ‘t altaar; zegsw. iets offeren op het altaar des vaderlands, aan het vaderland ten offer brengen; voor het altaar bij de huwelijksvoltrekking; een meisje naar het altaar geleiden, huwen; z. haardstede; in Z.-N. ook m.: de hoge altaar, het hoogaltaar.

< >