Gepubliceerd op 11-11-2021

afspreken

betekenis & definitie

sprak af, h., i. afgesproken (bij mondelinge overeenkomst bepalen of beramen): met iem. iets afspreken; wij zijn afgesproken, morgen te vertrekken; dit blijft dan zo afgesproken, bepaald; afgesproken! op de afgesproken plaats; afgesproken werk, spel, vooraf beraamd (om een ander te verschalken).

< >