matigde zich h. zich -gematigd (inbreuk maken op iems. rechten; zich onrechtmatig toeëigenen): zich een recht -, gezag -, toekennen; hij matigt zich over alles een oordeel -; -matigend, bn., bw.
(laatdunkend, verwaand): op -e toon; spreken; -matiging, v. -en (eigendunkelijkheid; laatdunkendheid; taal of daad, hiervan getuigend; rechtst. inbreuk op iems. rechten of macht): zijn - gaat te ver; - van macht.