Gepubliceerd op 11-11-2021

aanhoorder

betekenis & definitie

m. -s, -en (iem., die (aandachtig] luistert naar); aanhoorster, v.-s.

aan horen, hoorde -, h. -gehoord, soms onscheidb. ([met aandacht) luisteren naar; [geduldig] horen naar [iets vervelends, onaangenaams]); men aanhore mijn verdediging; het is niet (om) aan te horen; het is hem aan te horen, aan zijn taal te merken; ten aanhoren van (niet: ten aanhore).

< >