Klokkenlexicon

Jaap Zeeman (2011)

Gepubliceerd op 27-06-2017

Atmos

betekenis & definitie

Een klok die zijn energie ontleent aan veranderingen in temperatuur.

In 1913 begon de Parijse ingenieur J.E. Reuter experimenten, die uiteindelijk zouden leiden tot de productie van de Atmos klok. Hij bouwde hiermee voort op een idee, dat al in 1765 door James Cox (?-1788) was gelanceerd. In 1926 kwam het eerste commercieel vervaardigde exemplaar op de markt. Reuter maakte gebruik van een U-vormig glazen vat, dat zo werd opgesteld, dat een kleine schommeling mogelijk was. Het horizontale gedeelte van de U en een gedeelte van de verticale buizen was gevuld met kwik. Daarbovenop bevond zich een snelverdampende vloeistof en daarboven een verdampt gedeelte van dezelfde vloeistof.

Eén verticaal gedeelte van de U was geïsoleerd, het andere niet. Bij een temperatuursstijging verhoogde de druk in vat B meer dan in à (door de isolatie) en een kleine hoeveelheid kwik werd verplaatst in de richting van A. Hierdoor ontstond een kleine schommelbeweging, waarmee een veer werd opgewonden. Deze veer drijft een uurwerk aan met een torsieslinger. Daalde de temperatuur dan gebeurde het omgekeerde, waardoor wederom de veer iets werd opgewonden. Door de minimale mechanische verliezen van het echappement met de torsieslinger was de benodigde energie voor het laten lopen van de klok gering. De latere types werden uitgerust met een mechaniek, dat veel lijkt op dat van de aneroïde barometer. Een metalen doos is gevuld met etyl-chloride. In de hermetisch verzegelde doos bevindt zich een veer, die naar buiten drukt. Bij een temperatuursstijging zet de etyl-chloride uit en door de speciale vorm wordt het centrum van de doos naar binnen gedrukt, tegen de kracht van de veer in.

Bij een temperatuursdaling gebeurt het omgekeerde. Door een eenvoudig palmechaniek met een kettinkje wordt de veer van het uurwerk opgewonden. Bij de oudere types was een verschil van 1° Fahrenheit verschil, genoeg om de klok 120 uur te laten lopen; bij de latere types is een variatie van 2° F. genoeg voor een gangreserve van 100 dagen. De vroegere types werden gemaakt door de Compagnie générale de Radiologie te Parijs. Na WO II werd de productie overgenomen door Jaeger-LeCoultre te Genève.

< >