(s)
1. Handhouding als onderdeel van âsana. De zeven houdingen zijn:
abhayamudrâ — gebaar van onbevreesdheid naar het noorden.
bhûmisparshamudrâ — gebaar van het aanroepen van getuigenis, naar het westen,
vitarkamudrâ — gebaar van overpeinzing, naar het zuiden,
dharmachakramudrâ — gebaar van het in beweging zetten van het wiel der Wet, naar het oosten,
anjalimudrâ — gebaar van aanbidding, naar het zenith,
dâna- of varamudrâ — gebaar van liefdadigheid, naar het nadir, dhyânamudrâ — gebaar van meditatie, naar het midden.
2. Geroosterd graan, een van de makâra’s.