Kleine woordentolk der geesteswetenschappen

A.J.H. van Leeuwen, A.P. Meyer-Gerhard (1977)

Gepubliceerd op 16-05-2025

KARMA

betekenis & definitie

(s) Werking, handeling. Als wet het beginsel van causaliteit. In de indische wijsbegeerte een van de categorieën, padârtha’s. Er zijn drie groepen:

a. 1. kâyika — door fysieke handeling,
2. vâcika — door het spreken,
3. mânasika — door het denken;
b. 1. sukla — goed,
2. krishna — kwaad,
3. suklakrishna — deels goed, deels kwaad,
4. asuklakrishna — noch goed, noch kwaad;
c. 1. âgâmî — nu gemaakt, in de toekomst uitgewerkt,
2. kriyamâna — nu gemaakt, nu uitgewerkt.
3. prârabdha — in het verleden gemaakt, nu uitgewerkt,
4. sanchita — te eniger tijd gemaakt, in de toekomst uitgewerkt.

< >