XYZ van de klassieke muziek

Katja Reichenfeld (2003)

Gepubliceerd op 15-03-2017

Benjamin Britten

betekenis & definitie

Benjamin Britten (Lowestoft 1913-Aldeburgh 1976) was volgens velen de belangrijkste Engelse componist van zijn tijd, zeker in de naoorlogse periode. Hij combineerde de internationale stijl van het vooroorlogse neoclassicisme met nationale elementen ontleend aan de muziek van Purcell en van Elisabethaanse componisten als Dowland. De doorbraak kwam in 1945 bij de eerste reeks uitvoeringen van zijn opera Peter Grimes. Dat die erkenning relatief laat kwam, had diverse redenen.

Buitenstaander:
Britten kwam uit een muzikaal gezin en componeerde vanaf zijn vijfde jaar. Aan het begin van de jaren '30 studeerde hij enkele jaren aan het Royal College of Music te Londen, maar hij verklaarde het meest te hebben geleerd van zijn privé-lessen bij de componist Frank Bridge vanaf 1924. Mahler en Berg, zijn jeugdhelden, zou hij bovendien zijn gehele leven trouw blijven. In 1933 werd voor het eerst een compositie van hem door de BBC uitgezonden. Van 1935 tot 1940 schreef hij voornamelijk filmmuziek. Een eerste erkenning kwam in 1937 bij de première van zijn Variations on a Theme of Frank Bridge voor strijkorkest. Hij maakte kennis met de dichterW.H. Au den, die grote invloed had op zijn politieke opvattingen en van wie hij teksten op muziek zou zetten. Tijdens de Spaanse burgeroorlog stond hij aan de kant van de republikeinen. In 1939 wetende dat een oorlog in Europa aanstaande was vluchtte hij als overtuigd pacifist met zijn levenspartner, de tenor Peter Pears, naar Amerika.

In 1942 keerde hij terug naar Engeland waar hij ondanks zijn successen in Amerika (met onder meer zijn Vioolconcert en de cantate Paul Bunyan) met gemengde gevoelens werd ontvangen. Zijn pacifisme in oorlogstijd maakte hem niet geliefd. Deze negatieve publieke opinie wist hij later om te buigen: zijn werk en zijn persoon kregen uiteindelijk algemene erkenning. Zijn homoseksualiteit, die hij nooit publiekelijk toegaf, gaf hem desondanks levenslang het gevoel een buitenstaander te zijn.

Doorbraak:
De première van Peter Grimes op 7 juni 1945 in Londen bracht Brittens carrière in een stroomversnelling. Vanaf dat moment gold hij als de grootste Engelse componist van zijn generatie en kreeg hij niet alleen in Engeland, maar ook daarbuiten veel erkenning (tussen 1950 en 1965 was zijn muziek veelvuldig in Nederland te horen). Peter Grimes speelt in een bekrompen vissersdorp en handelt over een eenling die beschuldigd wordt van moord. Het thema van het onschuldige kind (de leerjongen in dienst van Grimes, maar ook de onaangepaste Grimes zelf) dat de stap moet zetten naar de boze wereld van de volwassenen, keert op vele manieren in zijn werk terug. Britten heeft na de oorlog veel voor kinderkoren geschreven. Zijn liefde voor kinderen en zijn bewondering voor Purcell combineerde hij in The Young Person's Guide to the Orchestra, waarin het symfonieorkest voor kinderen wordt verklaard.

Vocale composities voor Peter Pears:
Voor zijn levenspartner Peter Pears componeerde Britten in 1943 de Serenade voor tenor en orkest waarin hij een pastorale, idyllische stijl ontwikkelde die een van zijn handelsmerken zou worden. Hierna zou hij speciaal voor Pears nog vele liederen en operarollen schrijven. Britten was ook een uitstekende pianist, en samen gaven zij bovendien vele recitals, ook met muziek van anderen op hun programma's (Stravinski bewonderde de pianist, verafschuwde de componist en sprak van 'ome Peter en tante Ben').

In de jaren '40 volgden een reeks van vocale composities elkaar in rap tempo op. The Holy Sonnets of John Donne (1945) was een nieuwe liederencyclus voor Pears. De opera The rape of Lucretia (1946) werd geen groot succes, ook al werd de titelrol gezongen door Kathleen Ferrier. Zijn derde opera Albert Herring (1947) handelt over een man die wel volwassen wil worden, maar zich niet wil overgeven aan de rituelen van de burgerlijke samenleving.

Een blijk van Brittens idee een buitenstaander te zijn, was de wens tot een eigen festival dat werd opgezet in de kustplaats Aldeburgh. De critici reageerden aanvankelijk sceptisch, maar nadat gebleken was dat de grootste musici zich vereerd voelden met een uitnodiging, lieten ook de critici zich maar wat graag uitnodigen. Het vocale drama lag hem in deze jaren meer dan het instrumentale, vandaar dat hij met veel plezier werkte aan een bewerking van John Gay's Beggar's Opera (1948), maar met veel meer scepsis aan de Spring Symphony (1949) die hij schreef op verzoek van de dirigent Sergei Koussevitsky. De kruising tussen symfonie en liederencyclus beviel hem (en ook het publiek) slecht, ondanks de inzet van Kathleen Ferrier, die ook de Nederlandse première voor haar rekening nam. Zijn opera Billy Budd (1951) met wederom een rol voor Peter Pears draait om het conflict tussen eigengereide kinderen en conventionele ouders.

De jaren '50:
Een terugslag in de populariteit kwam met zijn opera Gloriana (1953), geschreven ter gelegenheid van de inhuldiging van koningin Elisabeth ll. Britten koos voor een verhaal rond Elisabeth I waarin de verhouding tussen de ongetrouwde vorstin en haar homoseksuele adviseur centraal staat. Zijn daaropvolgende opera The Turn of the Screw (1954), over een kind dat zich bewust wordt van een groot geheim, kreeg weliswaar een betere ontvangst, maar hij besloot zich meer op andere vocale genres te gaan toeleggen. In 1953 ontstond een nieuwe liederencyclus voor Peter Pears (Winter Words), in 1952 en 1954 zijn tweede en derde Canticle voor twee solostemmen en piano. Van november 1955 tot maart 1956 maakte hij een uitgebreide reis door Azië. Samen met Pears gaf hij concerten, maar hij maakte ook op Bali kennis met de lokale muziek. De Balinese muziek was weliswaar niet nieuw voor hem, maar de directe confrontatie zou sporen nalaten in zijn muziek Het ballet The Prince of the Pagodas (1956) is geschreven voor o.a. gamelan, en in de zomer van 1957 overwoog hij muziek te schrijven op een libretto dat was afgeleid van een Japans Noh-spel. Vrijwel al zijn composities uit de jaren 1954-60 waren vocaal.

De jaren '60:
Een ommekeer kwam toen hij kennismaakte met de cellist Mtislav Rostropovitsj. Voor hem zou Britten vijf werken schrijven: de Sonate in C voor cello en piano (1961) die het tweetal veelvuldig zou uitvoeren, de Cellosymfonie (1963) en Drie suites voor cello solo (1965-71). Een andere verandering, althans in zijn muziek, was een toenemende belangstelling voor religie, getuige onder meer zijn Jubilate Deo (1961) voor koor en orgel, Psalm 150 (1962) voor kinderkoor en instrumenten, Cantate Misericordium (1963) voor tenor, bariton, koor en orkest en drie parabelen, bestemd voor uitvoering in de kerk: Curlew River (1964), The Burning Fiery Furnace (1966) en The Prodigal Son (1968).

Zijn hoofdwerk uit de jaren '60 en een van zijn meest gespeelde werken was zijn War Requiem, geschreven ter gelegenheid van de voltooiing van de herbouw van de kathedraal van Coventry in 1962. De tekst is een combinatie van fragmenten uit het orthodoxe katholieke Requiem en gedichten van Engelse dichters over de menselijke ontwrichting, teweeggebracht door de Eerste Wereldoorlog. Als teken van internationale verzoening werd het bij de première uitgevoerd door een Engelsman (Peter Pears), Duitser (Dietrich Fischer-Dieskau) en Russin (Galina Vishnevskaja).Vishnevskaja, de vrouw van Rostropovitsj, mocht vlak voor de première van de Russische autoriteiten niet naar Engeland, waarop haar rol werd overgenomen door de Engelse Heather Harper. Op de kort daarna gemaakte plaatopname onder leiding van de componist zingt Vishnevskaja wél.

Het werk is opgedragen aan vier personen van er wie drie stierven tijdens de Eerste Wereldoorlog en de vierde (een homoseksuele vriend van Pears) in 1959 zelfmoord pleegde op de ochtend van zijn huwelijk. De muziek is in Nederland het meest te horen op 4 mei. Vanwege het expliciet pacifistische karakter werd het volgens Brittens biograaf Humphrey Carpenter in de jaren '60 geassocieerd met de vredesbeweging en links intellectualisme. Over zijn Requiem schreef de componist: 'Vele mensen hebben mij gewezen op de overeenkomsten tussen het Requiem van Verdien delen van het mijne, en dat is misschien ook zo. Als ik de aan Verdi ontleende elementen niet goed heb verwerkt in mijn eigen compositie, dan is dat jammer. Maar dat is omdat ik niet zo'n goede componist ben.'

Terwijl hij werkte aan het Requiem, maakte hij in 1960 kennis met Dmitri Sjostakovitsj. Tussen de twee groeide een vriendschap die ook muzikale gevolgen had. Sjostakovitsj droeg zijn Veertiende symfonie (een cantate met diverse liederen op teksten van verscheidene dichters, alle gewijd aan de dood) op aan Benjamin Britten, die de westerse première ervan dirigeerde. In zijn eigen composities ging Britten ook meer aandacht schenken aan de dood. Canticle IV (1971) is ingetogener dan de voorgaande drie, de Derde cellosuite (1972) is het ten opzichte van de eerste twee en de titel van zijn laatste opera Death in Venice uit 1973 (naar het gelijknamige verhaal van Thomas Mann en met de titelrol voor Pears) spreekt voor zich. Vlak voor zijn dood voltooide hij de cantate Phaedra (1976) voor Janet Baker en zijn Derde strijkkwartet (1975) voor het Amadeus-kwartet. Britten schreef graag voor bevriende musici en hij hield in zijn muziek rekening met het niveau van zijn vertolkers.

Waardering:
In 1953 werd Britten Companion of Honour, en in 1965 ontving hij de Order of Merit, een hoge Engelse onderscheiding. Na 1970 nam zijn populariteit vooral buiten Engeland enigszins af. Zijn vorm van neoclassicisme met een neiging tot wijdlopigheid en demonstratieve idylle, en (aldus Bernstein) met 'iets zeer donkers', strookte niet met de modieuze hang naar permanente vernieuwing. Inmiddels zijn vele hedendaagse componisten teruggekeerd naar de tonaliteit, en hebben de 'neotonalen' hem en Sjostakovitsj gebombardeerd tot een van hun voorlopers.

Oeuvre:
9 opera's; 27 orkestwerken; 11 werken voor koor, solisten en orkest; 16 werken voor koor a capella; 45 werken voor solostem(men) en instrumenten; 3 kerkparabelen; 17 kamermuziekwerken; muziek bij 31 films, tientallen bewerkingen van volksliederen en liederen van Purcell, e.a.

< >