Alphons Johannes Maria Diepenbrock (Amsterdam 1862-1921) was een Nederlandse componist en classicus. Als componist was hij autodidact. Zijn gepassioneerde, gevoelige muziek neemt een prominente plaats in de Nederlandse muziek in, vooral vanwege het veelvuldige en bijzondere gebruik van de menselijke stem. Zijn stijl vertoont opvallend diverse invloeden van Palestrina en Wagner.
Diepenbrock groeide op in een katholieke, adellijke familie met een speciale belangstelling voor kunst. Als kind speelde hij piano, orgel en viool, en wilde graag dirigent en componist worden. Zijn ouders vonden zo'n toekomst te onzeker en daarom ging Diepenbrock klassieke talen studeren aan de Universiteit van Amsterdam. Tegelijkertijd leerde hij zichzelf muziektheorie, hij bestudeerde de muziek van Wagner en voerde met een koortje renaissancemuziek uit, van onder meer Sweelinck en Palestrina. Diepenbrock componeerde tijdens zijn studietijd verschillende werken die zijn talent al verraadden. Vervolgens doceerde hij klassieke talen in 's-Hertogenbosch. Hij trouwde in 1895 en keerde terug naar Amsterdam. Daar gaf hij privé-lessen klassieke talen en schreef hij ook artikelen over kunst, cultuur en politiek. Diepenbrocks affiniteit met literatuur vindt onmiskenbaar zijn weerslag in zijn composities; de meeste werken zijn gebaseerd op poëzie. De bronnen die hij gebruikte, varieerden van middeleeuwse poëzie tot de Nederlandse dichtkunst uit zijn tijd. Diepenbrock ontwikkelde bovendien eigen manieren om de menselijke stem te verwerken in zijn composities, zoals het symfonische lied. Dit had succes. De eerste uitvoeringen van Hymne an die Nacht voor sopraan/alt (Aaltje Noordewier) en orkest (het Concertgebouworkest) in 1900 zorgden samen met de première van het Te Deum in 1902 onder leiding van Mengelberg voor zijn doorbraak als componist in Nederland.
Ondanks het persoonlijke karakter kreeg Diepen brocks oeuvre in de 20e eeuw weinig (internationale) erkenning. Tekstschrijver Balthazar Verhagen, bevriend met Diepenbrock, beschreef in 1931 Diepenbrocks drijfveren en de reden voor zijn onbekendheid: 'Zijn jeugd is gekenmerkt geweest door een vurige verontwaardiging over de verregaande achterlijkheid van zijn cultuur, die voortsukkelde op de verbleekte tradities van Schumann en Mendelssohn, waar Johannes Verhulst en Richard Hol den toon aangaven en waar in 1880 Richard Wagner nog maar nauwelijks bekend was. In woord, geschrift en daad heeft hij gestreden voor de ontwikkeling eener Nederlandschen muziek. (...) Helaas, ook Diepenbrock is nimmer "opgestegen". [...] Hij, de strijdlustige, was allerminst een strijdvaardige in het onmiddellijk contact met de buitenwereld, waar hij zich maar al te gemakkelijk liet verdrukken, omdat hij zelf niet terugdrukken kon.'
Oeuvre
23 koorwerken; 7 liederen voor solostem en orkest; 6 onbegeleide liederen en 49 liederen voor stem en piano of orgel; 6 instrumentale composities; 5 theaterwerken.