Alexander von Zemlinsky (Wenen 1871-Larchmont, NV 1942) was een Oostenrijkse componist wiens muziekhistorische positie tussen late romantiek en moderniteit wordt weerspiegeld door zijn belangrijkste vriendschappen. Eens was hij de geliefde en compositie leraar van Alma Schindler, Mahlers latere vrouw. Daarna werd hij bewonderaar en vriend van Mahler en vriend, zwager en gewaardeerd contrapuntleraar van Schönberg. Diens vroege werk bracht hij onder de publieke aandacht.
Nadat Zemlinsky zijn studie aan het Weens Conservatorium had voltooid, trokken composities als het, nog door Brahms beïnvloede, Trio voor klarinet (of altviool), cello en piano (1895) en de Tweede symfonie (1897) de aandacht. Dat deed ook zijn tweede opera Es war einmal uit 1899, die toen op initiatief en onder leiding van Mahler aan de Weense Hofoper in wereldpremière ging. In dat jaar werd Zemlinsky dirigent aan het Carl-Theater en de Volksoper in Wenen en hij bleef dat tot hij in 1911 naar het Landestheater in Praag vertrok. Ter promotie van moderne muziek riep hij daar naar voorbeeld van de door hem en Schönberg in 1904 opgerichteVerein schaffenderTonkünstler-in 1921 de Verein für musikalische Privataufführungen in het leven. Vanaf 1927 werkte hij in Berlijn, waar hij weduwnaar werd en hertrouwde, aan de Kroll-Oper dirigeerde, opzienbarend regisseerde en net als in Praag aan het conservatorium doceerde. In 1933 dwong de politiek de joodse musicus tot terugkeer naar Wenen. Daar legde hij zich vooral toe op componeren. Na de Duitse annexatie van Oostenrijk vluchtte Zemlinsky via Praag verder naar de VS. Hij arriveerde er als gebroken man en schreef alleen nog wat gelegenheidsmuziek.
Hoewel Zemlinsky zich vanaf de eeuwwisseling als componist uit de invloedsfeer van Wagner bevrijdde en zich met zijn grote intelligentie en energie inzette voor de nieuwe muziek, kostte het hem moeite de atonale vernieuwingen te combineren met zijn eigen nogal uiteenlopende componeerstijlen . Lange tijd had de wereld weinig oor voor deze interessante spanning tussen het algemeen moderne en het individuele, tonale idioom, en evenmin voor zijn ambachtelijke kwaliteiten. Soms zocht hij zijn toevlucht in 'herschrij vingen', zoals van Schönbergs Opus 7 met zijn Tweede strijkkwartet en van Mahlers Lied von der Erde met zijn Lyrische Symphonie. Bij zijn leven wel beschuldigd van eclecticisme, kwam Zemlinsky pas in de jaren '70 opnieuw in de belangstelling te staan. Schönberg was in 1949 dus te optimistisch geweest: 'Ik heb altijd vast geloofd dat hij een groot componist was, en ik geloof dat nog steeds. Mogelijk komt zijn tijd vroeger dan men denkt.'
Oeuvre
8 opera's; een ballet; toneelmuziek; 6 orkestwerken, waaronder 3 grote symfonieën; 5 koorwerken; 8 kamermuziekwerken; 1 pianowerk; s koorwerken; vele tientallen liederen.