(± 385—322), de grootste v. de Atheensche redenaars, beroemd om zijn 8 Philippische redevoeringen (tegen Philippus v. Macedonië).
Doch zijn meesterstuk is ,,de Kransrede”, gehouden in 330 tegen Aeschines, die zich verzette tegen het voorstel van Ctesiphon, Demosthenes om zijn verdiensten jegens den staat een gouden eerekrans toe te kennen.