Er is volkomen concurrentie als er veel vragers en veel aanbieders zijn op een volkomen markt. Een volkomen markt heeft geen kopersvoorkeuren, omdat het produkt homogeen is: identiek in kwaliteit, kleur, service enzovoort. Als iedereen de hele markt kan overzien, is die markt doorzichtig of transparant. Hoewel de volkomen concurrentie een theoretisch geval is, wordt ze toch dicht benaderd bij produkten als melk, benzine, aandelen en valuta’s.
Bij volkomen concurrentie komt de prijs onder invloed van vraag en aanbod tot stand. Toch kan de overheid ingrijpen door het vaststellen van een minimumprijs, bijvoorbeeld om de kleine bakkers te beschermen tegen de supermarkten.
Ook de vrije toe- en uittreding tot de markt van producenten (eveneens een voorwaarde voor volkomen concurrentie) is in de praktijk aan beperkingen onderhevig. Zo kan iemand die een computerfabriek wil opzetten, door de concurrentie grote moeilijkheden ondervinden bij het aangaan van een lening. Het verloren gaan van een groot aantal arbeidsplaatsen kan uittreding bemoeilijken.
In de praktijk hebben we veel meer te maken met onvolkomen concurrentie, omdat er tussen produkten eigenlijk altijd kwalitatieve verschillen bestaan. De volgende indeling wordt wel gehanteerd:
- het monopolie
In dit geval is er één aanbieder op de markt. Hij kan in zijn eentje de verkoopprijs bepalen; hij is de prijszetter. Als de verkoopprijs te hoog wordt gesteld, daalt de verkoop, omdat er vaak substituutgoederen zijn. Hoewel de Nederlandse Spoorwegen wat betreft het railverkeer een monopoliepositie heeft, zijn het wegvervoer, de busdiensten en de taxi’s toch geduchte concurrenten. De concurrentie wordt verder vertroebeld door overheidssteun. De PTT ondervindt bijvoorbeeld steeds meer concurrentie van de streekpost. Bij de drinkwatervoorziening kan wel praktisch sprake van een monopoliepositie. Bij een feitelijke monopolie werkt een ondernemer al zijn concurrenten uit de markt. Ook via octrooien en patenten kan het alleenrecht om een bepaald artikel te produceren worden verworven. Octrooien zijn beschermde monopolies.
- het oligopolie
Bij oligopolies zijn er enkele aanbieders. Hun produkten zijn onderling verschillend; de produkten zijn heterogeen. Voorbeelden van oligopolies zijn fabrikanten van wasmachines of koelkasten, de auto-industrie en de banken. Vaak zijn ze in een hevige concurrentiestrijd ver-wikkeld om hun aandeel op de markt te behouden of te vergroten. Ze proberen dit te bereiken door veel reclame te maken of een betere service te verlenen. Ondertussen proberen ze de kwaliteit van het produkt voortdurend te verbeteren, waarbij scherp op de prijs wordt gelet met het oog op de concurrentie. Om een prijzenoorlog te voorkomen, kunnen enkele ondernemers een machtsblok vormen om voor nieuwkomers het verkrijgen van een marktaandeel in feite onmogelijk te maken. Als er afspraken worden gemaakt over de onderlinge concurrentie, is er sprake van kartelvorming. Er kunnen bijvoorbeeld afspraken gemaakt worden over de prijs (prijskartel), de afbakening van eikaars afzetmarktgebied (rayonkartel) of over het onderzoek naar nieuwe produkten of verbetering van de produktiemethoden (researchkartel).