het recht, dat de Kerk van God ontvangen heeft en waardoor zij van haar geloovigen eischen kan, dat dezen de door haar verkondigde leer op het gebied van geloof en zeden innerlijk als zekere waarheid zullen aanvaarden, op gezag van de Kerk. Men onderscheidt het gewone leergezag (de dagelijksche leiding der Kerk) en het plechtig leergezag, dat alleen door den → paus en het → Oecumenisch Concilie met den paus wordt uitgeoefend bij definitieve, de geheele Kerk bindende uitspraken. Dan is het tevens onfeilbaar.
Daartegenover staat voor de Kerk ook de plicht (het Leeraarsambt der Kerk), de geopenbaarde waarheid aan de geloovigen bekend te maken en uit te leggen. Samen met de → bestuursmacht vormt het leergezag de → herderlijke macht der Kerk.