( = opheffing) wordt in de liturgische taal voornamelijk gebruikt voor de opheffing van de geconsacreerde → Gedaanten (Hostie en Kelk) tijdens het H. → Misoffer. Zij wordt onderscheiden in
1. groote Elevatie, van beide gedaanten afzonderlijk, onmiddellijk na de → Consecratie van elk hunner, om de geconsacreerde gedaanten door de geloovigen te doen aanschouwen en aanbidden. Aan het godvruchtig opzien naar de opgeheven Gedaanten is door Pius X een aflaat verbonden van 7 jaren en 7 quadragenen, op voorwaarde dat men daarbij tenminste bidt: „Mijn Heer en mijn God”;
2. de kleine Elevatie, van beide gedaanten tegelijk, en lager, aan het einde van den → Canon. Door deze laatste Elevatie wordt de aanbieding van het offer aan God vertolkt.