(Flagellata, Mastigophora), ook geeseldiertjes genoemd, ➝ eencellige dieren, die zich met een dunne roeispaan of geesel voortbewegen. Veelvormige groep, waarbinnen de grootte varieert van enkele μ tot enkele mm; allerlei kleuren worden aangetroffen.
Vele z. hebben een pantser uit cellulose, kalk of kiezelzuur. Oogvlekjes komen voor evenals kloppende vacuolen.
De geesel voert draaiende bewegingen uit (30 à 50 per sec). De z. bouwen zelf hun organische stoffen, of nemen deze uit de omgeving op.
Kolonievorming komt voor, evenals geslachtelijke voortplanting en generatiewisseling. Men vindt z. overal, waar water is; vele leven in den darm van mensch en dier.
Gevaarlijk zijn de bloedparasieten, zooals die der ➝ slaapziekte. Bekende vormen zijn verder ➝ Euglena, Ceratium en de ➝ zeevonk. M. Bruna.
Zoowel recent als fossiel spelen z. een voorname rol in den opbouw van den zeebodem. De fam. der Coccolithophoridae vormen microscopisch kleine kalkschaaltjes, coccolithen. Zij zijn in alle zeebodems gevonden behalve in het poolgebied en in brakwater. Fossiel zijn zij in alle formaties tot in het boven-Cambrium teruggevonden. Bijzonder talrijk zijn ze in het Mioceen van Sicilië, Eoceen der Noordelijke en Zuidelijke Kalkalpen, en in het cretaceïsche witte schrijfkrijt in Beieren. De tot de Flagellata behoorende, cosmopolitische Dictyochidae met kiezelgeraamte zijn slechts uit het oud- en jong-Tertiair van Jutland bekend.