was oorspr. een Indo-Europeesche vruchtbaarheids- of inwijdingsrite; dikwijls uitgegroeid tot een volledig zwaarddansspel, dat pantomimisch den af- en opgang van het jaar voorstelt (midwinterritus: de oude jaargeest wordt onthoofd door de ster van de zwaarden, de nieuwe vegetatiegeest springt te voorschijn). De zwaarddanstechniek bestaat uit het behendig uitvoeren van figuren, draaiingen, sprongen, waarbij het hoogtepunt gevormd wordt door het vormen van de „roos”: een ster van in elkaar gestoken zwaarden.
Als begeleiding deden trommel en fluit dienst. De historische zwaarddans wordt in geheel Europa vermeld.
De Eng. zwaarddansmaterie verwerkte Cecil Sharp in zijn „Sword Dance Books”. Tot op dezen tijd worden z. in verschillende Eng. mijndistricten door de mannelijke bevolking gedanst, terwijl de English Folk Dance Society dezen dansvorm weer opnieuw beoefent.Van den verzamelarbeid, die over den Duitschen zwaarddans verricht is, geeft Kurt Meschke in: Schwerttanz und Schwerttanzspiel im German. Kulturkreise een overzicht. Zijn ideeën echter zijn eenzijdig Germaansch georiënteerd. In films zijn verschillende nog bestaande z. uit geheel Europa vastgelegd door prof. dr. Fr. Pospisil uit Brno.
De Ned. z. wordt tot in de 18e eeuw vnl. in stadsrekeningen vermeld. Over Ned. z. schreef Fr. de Witt Huberts een werkje dat vooral archievenmateriaal verwerkt, overigens onvolledig.
In jeugdkringen wordt momenteel de z., onder sterken invloed van de Eng. genoteerde z., weer opnieuw beoefend (Eng., Duitschl., Ned.).
De oudste vermelding van z. van onze streken geeft Tacitus: „naakte jongelingen springen voor plezier tusschen zwaarden op en neer”. De Skandinavische en Baskische z. geven alle aanverwante vormen, evenals de Joego-Slavische en Italiaansche zwaarddansspelen.
Terlingen-Lücker.