Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Zuid-Amerika

betekenis & definitie

I. Aardrijkskunde.

A.) Algemeen. Z. A. strekt zich uit van 12°50'N. en 34°33'W. tot 55°59'Z. en 81°20'W. en is gescheiden van Middel-Amerika door de waterscheiding tusschen Atrato en Tuira. Het grootste deel van Z. A. ligt in de tropen; de verbindingen over de landengte van Panama en over de eilanden-bogen met de Antillen zijn betrekkelijk jong.
B.) Natuurlijke gesteldheid. De Westzijde van het continent wordt ingenomen door het jonge plooiingsgebergte de Cordilleras de los Andes, grootendeels opgebouwd uit geplooide en dieptegesteenten. De ketens der Andes zijn gescheiden door lengtedalen en hoogvlakten. Het in het O. gelegen bergland van Brazilië en Guyana wordt door het bekken van de Amazone in twee stukken verdeeld, waarbij de Siërra’s ten Z. van de La-Platabocht tot het laatste gerekend moeten worden. Beide deelen zijn opgebouwd uit een geplooide basis, waarop zich sedimenten bevinden, die ongeplooid zijn. De geplooide basis bestaat uit tot het Laurentisch systeem behoorend graniet en gneis. De vlakten van de Orinoco en van de La Plata bestaan uit jonge sedimenten op oud-kristallijn gesteente. De Amazonevlakte is een vroegere zee, gevormd in de Krijtperiode en opgevuld door het puin der rivieren.

Met uitzondering van het pampas-gebied, waar löss en leem te vinden zijn, bestaan de laagvlakten uit Alluviale gronden, is het Zuidelijk deel van Argentina Diluviaal en heeft Z. Brazilië een marienen bodem met strandmeren.

Het grootste deel van Z. A. vindt zijn afwatering in de systemen van Orinoco, Amazone en La Plata. De afwatering in het midden geschiedt overwegend naar het binnenland, terwijl om de Noordzijde de rivieren naar den Oceaan stroomen; 8 % van de opp. is zonder afvloeiing. Een eigenaardigheid der Z. Amer. rivieren is de ligging ten opzichte van elkaar, waardoor bifurcatie ontstaat.

Het klimaat vertoont over het grootste deel van Z. A. eringe amplitudo (behalve de Gran Chaco), terwijl het gebied met overgangsklimaat zich uitstrekt tot den Rio Colorado. De jaargetijden zijn door de ligging in het N. en Z. verschillend. Een groot deel ervan staat onder invloed van de passaten; moessons komen zoo goed als niet voor.

Het heeft grootendeels een tropisch klimaat, een klein deel ligt in het subtropisch en gematigd klimaat. De regenhoeveelheid varieert van ca. 250 tot ca. 4 000 mm.

Wat de dierenwereld betreft vormt Z. A. een afzonderlijk rijk; het heeft een ouderwetsche fauna.

C.) Staatkundige indeeling. Z. A. omvat als zelfst. staten: Argentinië, Bolivia, Brazilië, Columbia, Chili, Ecuador, Paraguay, Peru, Uruguay en Venezuela. De Falklandeilanden en Britsch-Guayana behooren aan Gr. Brittannië, Fransch Guayana aan Frankrijk, en Suriname aan Nederland. (Men zie de artikelen op deze namen.)
D.) Bevolking. Naast de Indianen (als oorspr. bevolking; zie hieronder sub F) leven in Z. A. vnl. afstammelingen van Europ. immigranten (Creolen), Negers en mengingen van verschillende volkeren.
E.) Middelen van bestaan. Het voedingsmiddel van

den inlander in het tropische gedeelte is de maniok. De aardappel was een belangrijk voedingsmiddel naast de maïs in het gebergte. Geïmporteerd zijn: rogge, tarwe, rijst, terwijl de immigranten vsch. uitheemsche cul tuingewassen als suikerriet, koffie, tabak, cacao, wijndruif hebben ingevoerd. Het woud levert veel van nut zijnde planten. Huisdieren werden door de Europeanen ingevoerd. Veeteelt en schapenteelt hebben groote beteekenis gekregen. De wijnbouw breidt zich meer en meer uit.

Zuylen.

F.) Indianen. Over oorsprong, archaeologie enz. ➝ Indianen; Amerika; Amerikaansche oudheden.

Geschiedenis en lot der Indianen. Spaansch en Portugeesch koloniaal Amerika is gegrondvest door en tevens op de oorspronkelijke veroveraars (conquistadores), die een veelal erfelijke heerschappij kregen over de veroverde gebieden. Daar de kolonisten aanvankelijk weinig in getal waren en alleen maar op zoek naar goud, verwaarloosden zij landbouw en veeteelt, brachten, afkeerig van handenwerk, de Indianen tot slavernij om arbeidskrachten te hebben in mijnen, ondernemingen, plantages, landbouw, enz.

Ofschoon de Spaansche regeering en de Kerk maatregelen namen tegen de slavernij en uitbuiting der Indianen, bleven de desbetreffende wetten meestal feitelijk onuitgevoerd. Het ontbrak niet aan pogingen, vooral door de missieorden, om de Indianen tot een gezeten, arbeidzame bevolking te maken in dorpen of gemeenschappen; hier en daar kwamen deze ook werkelijk tot bloei ( ➝ Reductie van Paraguay), maar „verlichte” regeeringen maakten hieraan meestal een einde.

Om de erfelijke heerschappij der conquistadorenfamilies te breken en de koloniën rechtstreeks onder de kroon te brengen, verdeelde de Spaansche regeering het koloniaal gebied in vice-koninkrijken, kapiteingeneraalschappen, audiencia’s (d.w.z. rechtsgebieden) enz., waarover afzetbare ambtenaren: adelantado’s, vice-koningen, kapiteins-generaal, gouverneurs en over kleinere districten, steden en dorpen alcaldes en corregidores werden aangesteld. De Indianen stonden direct onder de lagere bestuursbeambten.

Wat hun socialen toestand betreft: groepen Indianen (repartimiento’s) werden toebedeeld aan de kolonisten, die als encomendero’s een meestal erfelijke encomienda kregen, d.i. het recht belasting of arbeid te mogen eischen van de Indianen hunner repartimiento’s.

De plicht van de encomendero om zijn Indianen te beschermen, te bekeeren en vooruit te helpen, bleef niet alleen doode letter, maar verkeerde vaak in het tegendeel.

In Midden- en Z. Amerika zijn de Indianen gedeeltelijk gecultiveerd door de kolonisten en woonden, hier en daar, in dorpen met eigen bestuur. De Spaansche en Portugeesche missies waren niet alleen geestelijk (godsdienst, kerk en school), maar ook sociaal en economisch een factor van den allereersten rang in de cultiveering der Indianen. In de jaren van de bevrijdingsoorlogen (ca. 1810 tot ca. 1825) deden de Indianen als soldaten dienst, zelfs traden ze op als leiders en officieren.

Ofschoon de politieke, sociale en economische positie der Indianen in de talrijke Z. Amerik. republieken zeer verschillend is, kan men toch wel tot de volgende algemeene conclusies komen: in enkele republieken, o.a. Bolivia, Peru en Ecuador, is het grootste deel der bevolking Indiaan; bestuur, leger, industrie, handel, landbouw enz. zijn daar voor een groot deel van hen afhankelijk.

In Columbia, Venezuela e.a. republieken vormen de Indianen een soms wel talrijk, maar meestal weinig belangrijk deel der bevolking (in Argentinië beteekenen zij al heel weinig); zij kunnen, zij het ook onder bezwarende omstandigheden, eigen grond of bedrijf bezitten.

Bijna overal vormen de Indianen de eigenlijke land- en arbeidersbevolking, in ondergeschikte, afhankelijke positie van land- of mijnarbeider of van stedelijk industriearbeider. (Het land is hun sedert den eersten kolonietijd afgenomen en de handwerksmonopolies der gilden sloten hen uit van eigen bedrijf.)

Vele Indianen zijn door de kolonisten naar de bergen en de binnenlanden teruggedrongen; zelden zijn zij uitgeroeid, zooals in N. Amerika of op de West-Indische eilanden. Over het heele continent van Z. Amerika wonen zij verspreid in talrijke, min of meer autonome, wilde tot halfbeschaafde stammen, levend van jacht, vischvangst, primitieven landbouw, enz., o.a. in de Andes, het Amazonegebied, Patagonië, enz.

In de meeste plattelandsgebieden, maar ook in sommige steden, worden naast de officieele landstaal (Spaansch of Portugeesch) Indiaansche dialecten gesproken; in de literatuur, architectuur, beeldende en sierkunst (weefsels, aardewerk) en in de muziek der Z. Amerik. volken zijn duidelijk de Indiaansche elementen te onderkennen.

Daar de Indianen in vele republieken het grootste legercontingent leveren en officiersrangen algemeen als buitengewone onderscheiding gelden, komt de wispelturigheid der geschiedenis en een aanmerkelijk aandeel aan vele revoluties voor een goed deel op hun rekening.

Zie ook → Indianen; → Amerika; → Amerikaansche Oudheden.

Lit.: o.a. W. Spence Robertson, Hist. of the Latin-American Nations (1932, vooral polit. en econ.); J. T. Bertrand, Hist. de l’Amérique espagnole (2 dln. 1929, Kath. standpunt; meer alg. cultureel, ook missiegesch.). Beide werken geven uitgebr. lit. Wübbe.

II. Geschiedenis. Voor profane zoowel als missiegesch. van het geheele werelddeel, zie → Amerika (kol. 142 en 144). De staatk. en godsd. geschiedenis der afzonderlijke staten zoeke men onder de afz. trefwoorden: → Brazilië, enz.

III Taal. In de meeste Z. Amer. staten is het Spaansch de voertaal; in Brazilië het Portugeesch. Plaatselijk overheerschen soms de talen der immigranten (bijv. Italiaansch en Duitsch in de Z. staten van Brazilië) of de taal der oorspronkelijke Indianenbevolking, zooals het Khechua en Aimara in Peru en Bolivia en het Guarani in Paraguay. Vgl. → Indianen (sub IV, Indianen van Zuid-Amerika).

IV. Letterkunde. Voor de Spaansche, zie → Spanje. Voor de Portugeesche, zie → Brazilië.

V. Beeldende kunst. Voor die der oorspr. bewoners zie → Amerikaansche oudheden. Voor die sinds de ontdekking zie → Brazilië, waar de kunst van het Portugeesch sprekende gedeelte behandeld is.

De bouwkunst der Spanjaarden weerspiegelt getrouw de architectuur-ontwikkeling in het moederland (→ Spanje). Achtereenvolgens vallen de invloeden te herkennen van de Spaansche Renaissance, de Jezuïeten-Barok, de late Barok, het → Churriguerrisme, het Rococo, enz. De bouwbedrijvigheid concentreert zich in de oude hoofdplaatsen der overwonnen volkeren (Mexico, La Paz, Lima), verder nabij de zilvermijnen (Potosi), bij strategische punten, langs de kust en langs rivieroevers. Speciale vermelding verdienen de zgn. → Reducties: de nederzettingen der Spaansche missionarissen, die tevens bedoelden de oerbevolking te ontwikkelen en een ambacht bij te brengen. Deze gebouwen, door inboorlingen opgericht, vertoonen in het algemeen zeer eenvoudige vormen.

Fraaie gouverneurspaleizen zijn o.a. bewaard gebleven in Lima en La Paz; waardevolle oude kerken zijn nog te vinden in Cusco, Peru, Mexico, Cordova (Argentinië), La Paz, Bahia, Rio de Janeiro en andere plaatsen. Van zeer veel beteekenis zijn verder de uiterst eenvoudige oude kapelletjes, welke overal over het land verspreid zijn (dikwijls met rijk versierde altaren). Afzonderlijke vermelding verdient de rijke Renaissance-architectuur in Mexico (vele koepelkerken, dikwijls uitwendig polychroom behandeld); de groote kathedralen dateeren uit de tweede helft van de 16e eeuw.

In den nieuweren tijd onderscheidt ZuidAmerika zich nauwelijks van de rest van de wereld: zoo vonden de → Lodewijkstijlen er gaandeweg ingang, zelfstandige scheppingen hebben zij evenwel hier niet opgeleverd.

Thans komt de architectuur-ontwikkeling vrijwel overeen met die van Noord-Amerika, alleen hebben de wolkenkrabbers er slechts in beperkte mate ingang gevonden. Voor de landhuisbouw onder anderen inspireert men zich mede op den boven beschreven „kolonialen stijl”.

v. Embden.

< >