Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Zoutaccijns

betekenis & definitie

(Ned. belastingrecht) De z. wordt geheven volgens de zoutwet van 27 Sept. 1892, Stbl. 227, en de wet van 17 Juni 1918, Stbl. 383. De accijns bedraagt 3 gld. per 100 kg ruw zout.

Hij wordt geheven bij invoer van ruw zout in Nederland; verder van de in Nederland gevestigde zoutziederijen en bij ontginning (Boekelo).Bij betaling kan ➝ afloopend krediet worden genoten. (Bij invoer van geraffineerd zout is een invoerrecht van 4 gld. per 100 kg verschuldigd).

Er worden tal van vrijdommen verleend, o.a. voor zout, benoodigd voor de zeevisscherij, in vischzouterijen aan den wal, in fabrieken, voor het bemesten van landerijen, voor de voeding van vee, voor het ontdooid houden van spoorwegrails en het reinigen van openbare wegen, voor ijsbcrciding, enz. Dit alles is geregeld in vsch. K.B., gegrond op de Zoutwet.

De opbrengst bedroeg in 1937 1 804 500 gld. In November 1938 heeft de Regeering afschaffing van den z. in uitzicht gesteld.

In België komt geen z. voor.

Lit.: Van Bosveld Heinsius, De Zoutwet (deel 1 van de serie De Vakstudie, 6e dr., z. j.); Hoekstra, Wetten inzake den accijns op het zout (deel 4 van de serie De Belastingwetgeving, 1935).

M. Smeets.

< >