Grieksche vorm voor Perzisch Zarathoestra, stichter van dien vorm van den Perzischen godsdienst, welke naar hem wel Zoroastrianisme genoemd wordt.
Hij werd waarschijnlijk geboren in N.W. Iran en leefde onder koning Wisjtaspa. De Perzische overlevering stelt zijn geboorte ca. 660 v. Chr.; dat ze vroeger te dateeren is, is niet onwaarschijnlijk. Wat overigens over zijn leven in de oude Perzische literatuur verteld wordt, is legendarisch en onbetrouwbaar.
Hij hervormde den ouden Perzischen natuurgodsdienst, waarvan nog vele sporen in de ➝ Avesta zijn aan te wijzen, en stelde ervoor in de plaats den dienst van den éénen oppergod ➝ Ahoera Mazda, tot wiens rijk van reinheid en goedheid de mensch zich door erkenning van Zijn hoogheid en onderwerping aan Zijn wil, zich uitend in reinheid van leven en onderhouden van zedelijke en liturgische plichten, moet bekennen. Tegenover dit godsrijk staat het rijk van den duivel en van al het booze en onreine, waartoe de booze geesten, de slechte menschen en alwat schadelijk is, behooren. Aan het einde der tijden zal het kwade overwonnen worden en zijn rijk verdwijnen. ➝ Ahriman.
Deze naar waarschijnlijkheid oorspronkelijke vorm van Z.’s leer, dien we nog vrij zuiver in de inschriften der vroegere ➝ Achemenieden weervinden, heeft zich in later tijd veranderd. In het jongere gedeelte van de Avesta’ neemt een groot aantal goden en godengelijke figuren alsmede hun cultus een belangrijke plaats in, al blijft Ormazd (Ahoera Mazda) oppergod; ook het dualisme verscherpt zich: men neemt een dubbele schepping, de goede door Ormazd, de slechte door Ahriman, aan. Anderen zien dit echter als een ontwikkeling in de ideeën van Z. zelf. Onder de Sassanieden werden deze godsdienstige opvattingen tot een scholastisch systeem verwerkt, waarbij ook de strijd tegen andersdenkenden, Manicheeën en het zich verbreidende Christendom, zijn invloed deed gelden.
De cultus, vooral in handen van een priesterkaste, bestaat in offer en ritueel gebed, zoowel in tempels als in de woningen. Het vuur, symbool der reinigende kracht, heeft er de voornaamste plaats in, terwijl ook bezweringen van kwade machten veelvuldig voorkomen. In belijdenissen worden tevens de ethische voorschriften opgesomd, waarbij de nadruk gelegd wordt op: waarheid en rechtvaardigheid, trouw en reinheid, ook vreedzaamheid en barmhartigheid. Men houdt een voortbestaan van de ziel na den dood, die door het oordeel en het overschrijden van de brug Tsjinwat gevolgd wordt. In hemel of hel wacht zij op het einde der wereld, waarbij zij weer met het lichaam zal vereenigd worden, een vuurproef zal ondergaan en bijwonen den ondergang van het kwade en de uiteindelijke triomf van Ahoera Mazda en het goede. De bijzetting der lichamen na den dood geschiedt in de dakhma of lijkentoren, opdat noch aarde noch vuur noch water erdoor verontreinigd worden.
Lit.: J. H. Moulton, Early Zoroastrianism (1913); Ch. Bartholomae, Zarathushtra’s Leben und Lehre (1918); J. Messina S. J., Der Ursprung der Magiër und die Zarathushtrische Religion (Rome 1930).
Zoetmulder.