Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Zoengeld

betekenis & definitie

de veelal in geld uitgedrukte som, welke aan een door een misdrijf getroffene (benadeelde, gekwetste) of diens familie (magen) voldaan moest worden door den dader en diens magen (het z. werd over de familieleden omgeslagen), zulks als afkoop van de veete (toestand van vijandschap, die recht gaf op het nemen van weerwraak, → talio). Door het z. werd de veete bijgelegd (componere, bijleggen, compositio) en de vrede hersteld.

Het z. kwam ten goede aan den getroffene en diens familie, het vredegeld daarentegen verviel aan de overheid (bijv. aan den schout). In dit laatste ligt de gedachte besloten aan een vergoeding, die aan de overheid verschuldigd is ingeval van inning van het z. langs gerechtelijken weg.

Vaak zijn z. en vredegeld in één bedrag vereenigd met dit gevolg, dat een deel hiervan als vredegeld toekomt aan de overheid en de rest als z. aan den getroffene en diens magen. Het weergeld is het bedrag, dat als z. ingeval van manslag voldaan moest worden aan de familie van den verslagene.

Dit weergeld verschilde naarmate den stand van den verslagene en naar den aard van het delict, waardoor iemand getroffen werd. Verschillende oude volksrechten bevatten uitvoerige regelingen der z.-tarieven.

Ook in latere rechtsbronnen der M.E. treft men het z. telkens weer aan. Hermesdorf.

< >