1° de onder de Protestanten gebruikelijke term, voor hetgeen onder de Katholieken „missie” in strikten zin, nl. geloofsverkondiging onder de heidenen, pleegt genoemd te worden. Vgl. het art. ➝ Missie.
Aanvankelijk lieten de Protestanten niet alleen de zendingsdaad achterwege, maar ook het bewustzijn van den zendingsplicht ontbrak hun zoo goed als geheel. Zelfs toen in de 17e eeuw de Prot. staten zich tot koloniale mogendheden ontwikkelden, kwam het voorloopig nog slechts tot incidenteele zendingsondernemingen. Voor Nederland vermelden we van dezen tijd: Justus Heurnius met diens werkje De legatione evangelica ad Indos capessenda admonitio (1618); Walaeus met het Seminarium Indicum (1623-’33) te Leiden; Gijsbert Voetius, die de eerste zendingsleer opstelde (1663-’76). De invloed van de Nederlandsche zendingsideeën op de Duitsche Lutheranen was niet groot; in Engeland werden in de 17e eeuw een paar genootschappen ter bevordering van den zendingsarbeid opgericht.
In de 18e eeuw, het tijdvak van het Piëtisme, verrichtte de Broedergemeente van ➝ Zinzendorf meer zendingsarbeid dan de overige Prot. belijdenissen tezamen. Zie beneden (sub Zending der Broedergemeenten) en het art. ➝ Hernhutters.
De 19e eeuw is voor het Protestantisme de zendingseeuw geworden. In Engeland, waar Carey (* 1761, † 1834) den stoot gaf, ontstonden reeds op het laatst der 18e eeuw meerdere zendingsgenootschappen. Voor de ontwikkeling der Eng. zending in de tweede helft der 19e eeuw zijn twee feitenreeksen karakteristiek nl. dat enorme gebieden, zooals Afrika, China, binnen den gezichtskring van het Eng. volk kwamen liggen, en dat zich nieuwe arbeid, o.a. medische zending, ontwikkelde en nieuwe arbeiders optraden. De in Duitschland opgerichte zendingsgenootschappen, o.a. die te Barmen en Bremen, en ook die te Bazel, beteekenden een verbreeding van den zendingsarbeid, terwijl het ontstaan van de zendingswetenschap voor verdieping zorgde.
In Nederland was gedurende de eerste helft der 19e eeuw het in 1797 opgerichte Ned. Zendelinggenootschap de eenige zendingscorporatie (stelt zich op algemeen Prot.-Christelijken grondslag); onder invloed van het godsdienstig reveil en den richtingstrijd ontstonden in de tweede helft van genoemde eeuw meerdere zendingsvereenigingen, over wier bestaansrecht verschillend wordt geoordeeld, en die in den lateren tijd een streven naar samenwerking vertoonen, dat zich o.a. uitte in de oprichting van de Ned. Zendingsschool (1905) en van het Zendingsbureau der samenwerkende zendingscorporaties (1917). Vgl. ➝ Zendings-vereeniging (Ned.).
Groote verdienste voor de organisatorische ontwikkeling der zending, die in het begin der 20e eeuw werd ingezet, heeft John R. ➝ Mott, door zijn reizen, door zijn boeken, o.a. Strategie Points in the World’s Conquest (1897), The Evangelisation of the World in this generation (1900), door zijn wereldfederatie van Christenstudentenvereenigingen, door zijn voorzitterschap van de wereldzendingconferenties te Edinburgh (1910), van het voortzettingscomité (1911), van den internationalen zendingsraad (1921), van de wereldzendingsconferentie te Jerusalem (1928).
De wereldcrisis bracht een grooten slag toe aan het tot dusver hoofdzakelijk met Engelsche en Amerikaansche giften bekostigde Prot. zendingswerk. Toch wijt het rapport: Rethinking Missions, A Laymen's Inquiry after one hundred years, by the Commission of Appraisal (1932) de tegenwoordige crisis in de zending niet hoofdzakelijk aan moeilijkheden van buiten af, maar aan innerlijke ongenoegzaamheid en komt tot het besluit, dat men wijziging moet brengen in doel en methode van de zending, alsook in haar geheele geesteshouding. In 1938 wil de internat. zendingsraad weer een algemeen congres houden, dat aanvankelijk te Hankou (China) was geprojecteerd, maar nu zal samenkomen te Tambaran (Voor-Indië) en als onderwerp zal behandelen: de Kerk.
We kunnen er niet aan denken in dit kleine bestek den gepresteerden en tegenwoordigen arbeid op de verschillende zendingsvelden te schetsen. Voor de Prot. z. in Ned.-Indië, zie het art. ➝ Nederlandsch-Indië (sub IV C) en de aldaar aangegeven verwijzingen.
Lit.: Warneck, Abrisz einer Geschichte der protest. Missionen (71910); Galm, Das Erwachen des Missionsgedankens im Protestantismus der Niederlande (1915); Richter, Evangelische Missionsgeschichte (21927); Boissevain e.a. De Zending in Oost en West (I 1934); Richter, In der Krisis der Weltmission (1934); Paton, Christianity in the Eastern Conflicts (1937); Kraemer, The Christian Message in a non-christian world (Den Haag 1938). Sinds 1911 de driemaandelijksche International Review of Missions.
A. Mulders.
Zie verder de artikelen ➝ Gereformeerde Kerk, Gereformeerde Kerken en Gereformeerde Kerken in Hersteld Verband (sub Zending); verder: Gereformeerde Zendingsbond; Nederlandsch-Luthersche Genootschap voor In- en Uitwendige Zending; Nederlandsch Zending-genootschap; Zendings-vereeniging; Protestantsch Jeugdwerk; Rheinische Missionsgesellschaft; Nederlandsch-Indië (sub IV C); Joden (sub I C).
Zending der Broedergemeenten. De ➝ Hernhutters hebben een buitengewone zendingsactiviteit ontplooid. In 1728 opende ➝ Zinzendorf te Hernhut de eerste zendingsschool, vanwaar uit vier jaar later de eerste zendelingen vertrokken naar West-Indië en Groenland; in 1734 werd een post gesticht in Lapland. Weldra ontwikkelde zich een intense zendingsactie; in de eerste 25 jaar van haar bestaan, toen de Broedergemeente nauwelijks eenige duizenden leden telde, was zij reeds in 4 werelddeelen, op niet minder dan 28 plaatsen, beginnen te werken. Het doel van de Z. d. B. is op de onderscheidene velden zelfstandige, van de Broedergemeente onafhankelijke, gemeenten te organiseeren. In 1912 waren de zendingsvelden in 3 groepen verdeeld:
1° die, welke niet tot kerkelijke zelfstandigheid zullen komen: Labrador en Alaska, Australië (arbeid onder de negers), Californië en Nicaragua (arbeid onder de Indianen);
2° die, welke na langeren tijd zelfstandig zullen worden: Suriname (arbeid onder de negers), Kaapland (Hottentotten) en Tibet;
3° die, welke spoedig zelfstandigheid zullen verkrijgen: West-Indië (negers), Kafferland en O. Afrika (Bantoestammen).
Thans heeft de Broedergemeente nog de zorg voor 134 hoofdstaties met 220 zendelingen. Haar scholen worden door 26 000 leerlingen bezocht. Alleen Suriname wordt nog geheel vanuit Hernhut bestuurd en bekostigd. Zie verder over de Z. d. B. aldaar het art. ➝ Suriname (sub II B c).
Lammertse.
Inwendige zending. De naam inwendige z. is een vertaling van „Innere Mission” en kwam sinds het begin der 19e eeuw bij onze Oostelijke naburen in gebruik voor den Protestantschen arbeid onder degenen, die binnen de gedoopte Christenheid geestelijk en zedelijk dreigen te gronde te gaan. De eerste stoot tot dit werk werd gegeven door Johann Heinrich Wichern (* 1808, † 1881). De inwendige z. heeft haar arbeidsveld dus binnen de grenzen der Christenheid. Tegenwoordig valt de inwendige z. in twee groepen van werkzaamheden uiteen, die van evangelisatie en die van barmhartigheid. Lammertse.
2° De zgn. Hollandsche Zending was in de 16e tot 19e eeuw de gebruikelijke Nederlandsche vertaling voor de Katholieke Missio Batava, waarmee het gebied der Noord-Nederlandsche apostolische vicarissen werd aangeduid.
Zending van den H. Geest en van den Zoon Gods. In de H. Schrift wordt verschillende malen gesproken over deze z., o.a. Joh. 6.23; Joh. 3.17; Joh. 14.26. De beteekenis hiervan is, dat deze Goddelijke Personen ten gevolge van hun genadebrengende werking op een nieuwe wijze in de Schepping aanwezig komen.
v. d. Putte.