Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Zelfbeheersching

betekenis & definitie

een der eerste voorwaarden voor karakter-vorming en zelfopvoeding tot heiligheid. Zij wordt niet verkregen dan door gestadige oefening in het bedwingen van de wisselende opwellingen der natuur, het versterven der zinnelijke neigingen niet slechts tot het ongeoorloofde, maar ook tot het geoorloofde.

Naast het verzaken aan den eigen wil is hierbij het stalen van den wil met betrekking tot hetgeen het verstand als het beste beschouwt, van de grootste beteekenis. Er is geen heilige denkbaar, die hierin niet heeft uitgemunt.

Een groot voorrecht is hierbij een kalm aangelegde natuur, al mag een spontaan, driftig of gejaagd aangelegde natuur geen verontschuldiging zijn voor een gebrek aan z. Brandsma.

< >