De z. o. is karaktervorming, karakter genomen in den zin van: standvastige wil om het zedelijk goede te doen. Ten onrechte heeft het woord in heel breede kringen de beteekenis gekregen van een godsdienstlooze, anti-godsdienstige of althans anti-Christelijke zedelijke o. (leekenmoraal-opvoeding).
Deze dankt haar ontstaan aan verschillende wijsgeerige richtingen als: Deïsme, Rationalisme, die God zoover mogelijk wegdenken en den godsdienst begraven in het diepst van het gemoed. Ook positivisten, pantheïsten en atheïsten hebben er het hunne toe bijgedragen.
In Duitschland was de invloed van Kant merkbaar, die de godsdienstig gebonden zedelijkheid „onzuivere” moraal noemde. Een andere oorzaak der verbreiding der godsdienstlooze z. o. is de vrees om op de kinderen van het steeds grooter wordende aantal dissidenten gewetensdwang uit te oefenen.
Bij wet van 28 Maart 1882 werd de „instruction morale et civique” in de volksscholen van Frankrijk verplichtend gesteld. Snel verspreidde ze zich over nagenoeg alle staten van Europa.
Vond vele voor- en tegenstanders. Wij erkennen de relatieve waarde dezer opvoeding, vooral voor niet-Christelijke kinderen, maar verdedigen de godsdienstig-zedelijke o., omdat de zedelijkheid wortelt in den godsdienst en daaraan haar sterkste motiveering ontleent. p. Gervasius.
Lit.: J. Göttler, Moralpädagogik (in: Lex. der Pad. der Gegenwart); H. Platz, Moralunterricht (in: Lex. d. Pad.); F. W. Förster, Religion und Charakterbildung.