is de geluidsleer voor gehoorzalen. Het verkrijgen van een goede acoustiek is, in groote lijnen, geen speculatief probleem meer; de architect kan tevoren even goed de acoustische kwaliteiten van zijn bouwwerk bepalen, als de statische.
De hoofdoorzaak van slechte acoustiek is gelegen in te grooten ➝ nagalm-tijd, die zich in de geheele ruimte doet gevoelen; bij-oorzaken zijn ➝ echo en blinde plekken, die van plaatselijken aard zijn.Voor den nagalmtijd vond W. C. Sabine experimenteel de formule T = ⅙ V/A, waarin T de nagalmtijd in secunden is, V het volume in m3 en A het absorbeerend vermogen van de wanden, uitgedrukt in m2 open raam. A wordt bepaald door de wandoppervlakte en door de ➝ absorptiecoëfficiënten der wandbekledingen. Bij gegeven volume V en gewenschten kleinen nagalmtijd van ong. 1 sec. kan de daartoe noodige waarde van A worden berekend en kunnen in verband daarmede de wandbekleedingen worden gekozen.
➝ Echo-vorming kan worden vermeden door de wanden geen in verband daarmee ongunstige krommingen te geven, of ter plaatse sterk geluidabsorbeerende stoffen aan te brengen.
Blinde plekken, achter kolommen of in nevenruimten, waar men zich in de geluidsschaduw bevindt, moeten door electrische geluidsversterking worden bediend.
Speciaal voor kerken is deze werkwijze niet toereikend, omdat 1° in den regel de binnenmuren niet voldoende geluidabsorbeerend gemaakt kunnen worden, zonder met de stemmigheid van het interieur in conflict te komen, 2° de nagalmtijd voor orgel en zang langer moet zijn dan voor goede verstaanbaarheid van het gesproken woord. De oplossing is deze, dat men zich houdt aan een langen nagalmtijd, maar dat de geluidsgolven van het gesproken woord, door middel van een juisten vorm van het ➝ klankbord, klankkaatser of ➝ geluidsspiegel op de toehoorders gericht worden. Aan deze geluidsrichting of geluidsverdeeling door middel van een klankkaatser zijn de namen verbonden van de Nederlanders L. Th. de Groot S.J. (die er in 1894 mee begon), dr. H. A.
Kramers S.J., prof. dr. A. D. Fokker, M. Nuyens, G. Philippi en A.
J. M. Mulder S.J.
De grootte van den nagalmtijd voor een doelmatige klankschoonheid eener concertzaal is bepaald geworden door den Russ. muziektheoreticus S. Lifshitz. De indruk, dien het oor van de geluidsenergie krijgt , heet luidheid en wordt beheerscht door de wet van Weber-Fechner (➝ Weber, 4°). Nu vond Lifshitz, dat voor tonen van korten duur, en met dezelfde geluidsenergie uitgezonden, het product van luidheid en nagalmtijd een maat is voor de klankschoonheid. Uit onderzoekingen van een paar zalen bleek hem, dat voor ruimten van doelmatige klankschoonheid dit product constant is (beginsel van Lifshitz). Hieruit leidde Lifshitz nu af het verband tusschen het zaalvolume V en den meest gunstigen nagalmtijd T0 : log T0—log V = a/V T0—b, waarin de constanten a en b zijn berekend geworden uit de gegevens der onderzochte zalen, die een goede klankschoonheid bezaten. Bij gegeven V kan men dus op deze wijze de bijbehoorende T0 bepalen.
Lit.: W. C. Sabine, Collected Papers (1922); Müller Pouillet, Akustik (1929); dr. Snoek, Beginselen der moderne zaalacoustiek (1931); Davis en Kaye, The acoustics of buildings (1927); F. R. Watson, Acoustics of Buildings (1930); Bagenal en Wood, Planning for good acoustics (1931); P.
E. Sabine, Acoustics and Architecture (1932); Stewart en Lindsay, Acoustics (1930). Periodieken: Physica (5, 161, 1929; 9-10; 311, 1932); Archives du Musée Teyler (série III, vol. VII 1929); Phys. Review 27, 618,1926). Jonkergouw.