(Fransch: Otrange; ook: Otringen), gem. in het Z. der prov. Belg.
Limburg, ten Z.W. van Tongeren; opp. 193 ha; ca. 440 inw. (Kath.). Landbouw; vruchtenstroop.
Kasteel uit 17-18e eeuw.Wouters
1° A d o 1 p h e, Belg. componist, organist en pianist. * 28 Mei 1849 te Brussel, ✝ April 1931 aldaar. Studeerde onder Fétis, Mailly en Aug. Dupont in het Brusselsch Conservatorium, waar hij in 1893 tot klavierleeraar benoemd werd. Heeft voornamelijk kerkelijke muziek en mannenkoren gecomponeerd.
V. d. Borren.
2° Martinus, Ned. Augustijn. * Nov. 1699 te Maastricht, ✝ 31 Jan. 1776 aldaar. Hij was leeraar en regent van het Augustijner theologaat te Leuven, provinciaal der Belg. provincie en historiograaf der Orde. W. schreef een uitmuntend werk van Schriftuur-uitleg, gedrukt te Keulen en herdrukt te Leuven (7 dln. 1779-’80).
A. V. d. Born O.E.S.A.
Lit.: Analectes d’hist. eccl. de Belgique (II, t. VI).
3° Rik, kunstschilder en beeldhouwer. * 1882 te Mechelen, ✝ 1916 te Amsterdam. Beïnvloed door James Ensor en Paul Cézanne, echter al spoedig een sterk persoonlijk en zeer natuurlijk arbeidend talent geworden, wiens vroege dood diep werd betreurd. Een groote vreugde om de zichtbare schoonheid straalt uit zijn werk, waarvan de vormen in licht zijn gedrenkt. Het coloriet is hel en primair, de penseelvoering die van een verrukte, vol stroomend élan, barbaarsch van kracht, maar ook vol verfijningen en teederheden. Bekende werken: Zieke Vrouw, Het Roode Gordijn, De Strijkster. Ook zijn beelden zijn belangrijk, niet zoozeer door monumentale werking, als wel door het hevige gevoel, waarvan zij getuigen.
Engelman.