gem. in de Ned. prov. Limburg; omvat de dorpen (parochies) Mechelen (raadhuis), Epen, Eijs (kasteel Goedenrade), Waal- en Nijswiller (kasteel, thans klooster) en vele gehuchten, o.a.
Wittem, Partij, Eijser- en Eperheide, gelegen in de dalen van Geul, Eijser-, Sinzerbeek en heuvelachtige omgeving.Opp. 3 564 ha, löss en beekbezinking; bouw- en weiland; in het Z. veel bosch. Ca. 4 800 inw. (Kath.), levende van landbouw en veeteelt; fruitteelt; ca. 250 mijnwerkers. Epen heeft vreemdelingenverkeer. In het gehucht W. ligt het kasteel W. en het klooster der pp. Redemptoristen met groot-seminarie; pelgrimsoord van den H. Gerardus Majella; graf van kardinaal van Rossum.
Jongen.
Gesch. W. is een in 1125 genoemd oudallodium. In 1280 streden te Woeringen zijn kasteelheeren, aan wie de dorpen Mechelen, Waalwiller, Epen en, als achterleen, ook Eijs werden onderworpen, waardoor thans de gem. W. zich onder andere over deze dorpen uitstrekt. Het kasteel was in het bezit onder andere van de families van Palant Kuilemburg, van Waldeck, van Plettenberg. De laatste stichtte bij het vervallen slot in 1729-’32 een Capucijnenklooster, dat, in 1806 verkocht, in 1835 aan de Redemptoristen kwam (centrale van ➝ Volksmissies).
Lit.: Mosmans, De Heeren v. W. (1923); id.; Het Redemptoristenklooster Wittem (1935).
Mosmans.