1° gemeente in het N.W. van het groothertogdom Luxemburg (zie krt. dl. XVI 736), ten Z.W. van Clerf; opp. 1 937 ha, ca. 4 200 inw.
Schilderachtige ligging op de boorden van de Wiltz; bestaat uit een bovenstadje Oberwiltz en een benedenstadje Niederwiltz; landbouw, veeteelt, leerlooierijen, texielnijverheid, belangrijk toeristisch centrum en druk bezochte marktplaats; rotsachtige, beboschte en bergachtige omgeving; spoorweg- en autobusverkeer; vertrekpunt voor talrijke aangename wandelingen. Bezienswaardige kerk en oud kasteel der graven van W., thans gedeeltelijk kostschool; W. was eertijds een der machtigste heerlijkheden van het groothertogdom, eerst baronie, later graafschap.2° Rivier in het N.W. van het groothertogdom Luxemburg (zie krt. dl. XVI 736); ontspringt in Belg. Luxemburg, in de omgeving van Bastenaken; beschrijft een aantal insnijdingsmeanders, vangt te Kantenbach de Clerf op en loopt te Goebelsmühle in de Sauer. Het dal van de W. ligt geheel in de Ardennen (Oesling) en heeft derhalve een ruw uitzicht en een bijzonder toeristisch karakter.