Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Willem (Wilhelm) I

betekenis & definitie

keizer van Duitschland (1871-’88), koning van Pruisen (1861-

1888), met Bismarck en Moltke de bewerker der Duitsche eenheid, zoon van Frederik-Willem III. * 22 Maart 1797 te Berlijn, ✝ 9 Maart 1888 aldaar. Aanvankelijk officier, werd hij in 1848 belast met het bestrijden van de revolutie, waarbij hem door de democraten ten onrechte hardhandigheid werd toegeschreven. W. werd in 1857 regent voor zijn krankzinnig geworden broeder Frederik-Willem IV, en besteeg bij diens

dood den Pruisischen troon. Het liberale kabinet, dat sinds 1858 het bewind voerde, werd in 1862 ontslagen, omdat het er niet in slaagde de milit. hervorming door te voeren, en Bismarck werd minister-president. Sindsdien lag de feitelijke leiding der staatszaken bij Bismarck. Na eenigen tegenstand gaf W. zijn toestemming tot de eenheidsoorlogen, waaraan hij in 1871 zijn keizerskroon te danken had, tot Bismarck’s behoudsgezinde binnenlandsche politiek en tot den Kulturkampf.

Lit.: Oncken, Unser Heldenkaiser (161898); Marcks, Kaiser W. I (81918).

V. Houtte.

< >