Ned. priester en staatsman. *7 Sept. 1860 te Venlo, ♰27 Aug. 1931 te Den Haag. Studeerde aan de univ. van Utrecht rechtswetenschappen (1880-’84).
Tot priester gewijd 1887. Doceerde te Rolduc arbeidswetgeving.
Werd in 1896 lid van de Tweede Kamer, waar hij in Dec. 1897 zijn eerste rede hield. Deze was kenmerkend voor zijn loopbaan, wijl hij met nadruk sociale wetgeving eischte.
N., wiens redevoeringen alle bekoring van uiterlijke schittering misten, doch zich kenmerkten door een zeer zorgvuldige woordkeuze, was bestemd de opvolger te worden van Schaepman als voorzitter der Kath. Kamerfractie.
In 1909 werd hij benoemd tot buitengewoon hoogleeraar aan de univ. van Amsterdam in „de arbeidswetgeving in verband met het administratief recht en de staathuishoudkunde”. Vooral in de sociale politiek is N. een figuur van zeer groote beteekenis geweest.
Na het door hem bijgewoonde internationaal congres voor wettelijke bescherming van arbeiders te Parijs (1900) werd hij medeoprichter van de Nationale vereeniging tot wettelijke bescherming van arbeiders (1905: voorzitter). Sinds 1901 nam hij geregeld deel aan intern. besprekingen en heeft vooral op het gebied der ➝Internationale arbeidsconferenties na den Wereldoorlog belangrijk werk kunnen verrichten.
In een zeer groot aantal voorname staatscommissies heeft N. zitting gehad.
Na het aftreden van het ministerie-Cort van der Linden (1918) vormde hij het kabinet-Ruys de Beerenbrouck, waarin hij echter zelf geen zitting nam.
Een belangrijk moment in Nolens staatkundige loopbaan is de verklaring, welke hij als voorzitter der Kath. kamerfractie voor de stemming over het amendement-Kersten (11 Nov. 1925) tot opheffing van het gezantschap bij het Vaticaan aflegde, waarin hij de samenwerking opzegde met die groepen, welke voor het amendement zouden stemmen (➝Coalitie). De regeering erkende de groote verdiensten van N. door hem te verheffen tot minister van staat, de paus door hem den titel te verleenen van protonotarius apostolicus en van huisprelaat van Z.H. den Paus.Werken: o.a. De leer v. d. H. Thomas van Aquino over het recht (diss. 1890); Dr. Schaepman (in: Elseviers maandschrift, 1903); vert. v. Von Hertling’s Natuurrecht en sociale politiek (1905).
Lit. : Aalberse e.a., Dr. Nolens (21927). Verberne