Ned. heliophysicus. *4 Aug. 1860 to Zutphen, ✝15 April 1925; promoveerde in 1888 te Utrecht, werd in 1890 hoogleeraar in de natuurk. te Amsterdam en in 1896 hoogleeraar in de theor. natuurk. te Utrecht, richtte in 1918 het →Heliophysisch Instituut te Utrecht op en nam deel aan vsch. zoneclipsexpedities.
In zijn theorie van de zon worden de waargenomen zonneverschijnselen voor een groot gedeelte als niet reëel opgevat; straalbreking en anomale →dispersie spelen in de verklaring der verschijnselen een groote rol; zij zouden bijv. de oorzaak zijn, dat wij in de protuberansen groote snelheden waarnemen, die in werkelijkheid niet zouden bestaan. Deze theorie wordt niet meer aangenomen, doch zijn verklaring van de lijnen van Fraunhofer als verstrooiingslijnen heeft blijvende waarde.
Werken: o.a. Leerboek der zonnephysica (1928; na den dood van J. voltooid door zijn leerling M. Minnaert). Reesinck.