Acteur en regisseur. * 21 Jan. 1867 te Amsterdam, † 24 Jan. 1929 te Menton. In 1887 verkreeg hij een engagement bij Ch. de la Mar in het Tivolitheater te Amsterdam.
Daarna was hij aan vsch. gezelschappen verbonden, o.a. vier maal aan de Kon. Ver. het Ned.
Tooneel; ook speelde hij in Duitschland, Rusland, Groot-Brittannië en Ierland. Behalve als acteur trad hij op als declamator.
Van 1905 tot 1907 verbleef hij te Berlijn en speelde daar onder leiding van Max Reinhardt. Na terugkeer in Holland organiseerde hij met Verkade de zomerspelen, waar Elckerlijck tot opvoering kwam.
Deze kenmerkten zich door nieuwe opvattingen: als reactie op het heerschende naturalisme van die dagen werd een levendige, maar toch gestyleerde wijze van spelen ingevoerd. In 1908 stichtte hij een eigen gezelschap: de N.V.
Het Tooneel; tal van klassieke en moderne opvoeringen kwamen thans tot stand. Algemeene aandacht trokken bijv.
Vondel’s Lucifer en Adam in Ballingschap.
Maar ook Shakespeare (Midzomernachtsdroom, Driekoningenavond) kwam tot opvoering, zoo goed als Ibsen, Strindberg en tal van andere belangrijke auteurs.
In 1912 vierde R. zijn 25-jarig jubileum in Jonkvrouwe de la Seiglière van J. Sandeau en in de Violiers van W.
Schürmann en in 1919 kreeg hij van de univ. te Utrecht den titel van dr. honoris causa. De N.V. het Tooneel ging in 1920 op in de Kon.
Ver. het Ned. Tooneel, waarmede hij nog tal van belangrijke opvoeringen bracht. v.
Thienen.