1° Hendrik Jan, schilder; vader van 4°. * 30 November 1824 te Den Haag, † 14 Maart 1903 aldaar. Een der grootste Ned. landschapschilders van de 19e eeuw, de breedste, ruimste, ziltste van de Haagsche School.
Zijn vader bezat een schilderijenverzameling en ging veel met schilders om. Hij kreeg als jongen teekenlessen van Leu en werd vervolgens geleid door Bart van Hove en Schelfhout, teekende ’s avonds op de Haagsche Akademie.
Hij was altijd te vinden op Dekkersduin, bij de residentie. Bewonderaar van Vermeer, Van Goyen en Ruysdael.
Hij maakte duin- en strandgezichten, polderlandschappen en stadsgezichten. In de vrije natuur te wezen was zijn grootste lust.
Was hij niet in de duinen, dan vond men hem in den polder. In W. is het impressionisme van de Haagsche School tot iets groots geworden.
Vooral zijn aquarellen zijn prachtig van luchtige raakheid, van ruimtelijke suggestie, de lijnen van het landschap hebben een lyriek die weidsch en doorwaaid is, het zilverige licht is er meesterlijk in gegeven. De strandgezichten uit zijn laatsten tijd bezitten een eenzaamheid die aangrijpt.
Een schilder die zich met de Hollandsche natuur menigmaal op groote wijze heeft vereenzelvigd. Van zijn leerlingen zijn Theophile de Bock en Victor Bauffe te noemen.2° Is., schilder. * 27 Aug. 1826 te Den Haag, 113 Nov. 1912. Vnl. houtgraveur.
3° Johannes, schilder. * 18 Maart 1822 te Den Haag, † 15 Febr. 1880 aldaar; leerling van de Haagsche Akademie en van Sam Verveer, bekend schilder van stadsgezichten.
4° W., schilder; zoon van 1°. * 14 Febr. 1864 te Den Haag; leerling van de Haagsche Akademie; landschapschilder.
Engelman.