Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Waterschap

betekenis & definitie

publiekrechtelijke corporatie, belast met de behartiging van polderbelangen en alles wat daarmede samenhangt: dijken, waterwegen, bruggen, waterwerken, wegen, enz. De meeste w. zijn in het verre verleden ontstaan en historisch gegroeid met uiteenloopende organisatie en bevoegdheden.

In Nederland is het w.-recht algemeen wettelijk geregeld. O.m. bij de zgn. Keurenwet van 20 Juli 1895, regelende de bevoegdheid der w. om →verordeningen te maken; de Waterstaatswet 1900 van 10 Nov. 1900, regelende o.m. de oprichting, wijziging en opheffing van waterschappen, hetgeen geschiedt door de Prov. Staten, en het toezicht op de waterschapsbesturen door Ged. Staten; de Bevoegdhedenwet van 9 Mei 1902, regelende eenige speciale bevoegdheden der waterschapsbesturen, o.m. in geval van dreigend gevaar. De organisatie van ieder w. is geregeld in zijn reglement, dat door de Prov.

Staten wordt vastgesteld. In den regel kiezen de →ingelanden het dagelijksch bestuur, bestaande uit voorzitter (dijkgraaf) en heemraden. Evenwel wordt het bestuur van de groote w. belast met verdediging tegen zeewater, water van het IJselmeer, of opperwater der groote rivieren (met uitzondering van die waterschappen, welke alleen met keering van zomerwater belast zijn), benoemd door de Kroon (Waterstaatswet art. 15). Zie →Hoogheemraadschap. De benoodigde gelden verkrijgen de waterschappen door het heffen van omslagen over de →ingelanden. Zoo het reglement van het w. hun dit opdraagt, zijn de besturen bevoegd inwonenden en ingelanden tijdelijk op te roepen tot het doen van persoonlijke diensten bij dreigend gevaar of dijkdoorbraak, en verstrekking van last- en trekdieren, voer- en vaartuigen, materialen en gereedschappen te vorderen (zgn. hand- en spandiensten). Aldus art. 1 der Bevoegdhedenwet.

Lit.: C.J.H. Schepel, Waterschapswetgeving (1927).

Struycken.

In België bestaan, zooals in Nederland, twee met elkaar verwante instellingen: de polders en de wateringen.

1° Polders zijn publiekrechtelijke instellingen, belast met het bestuur van gronden gevormd door aanslibbing van de zee en van de rivieren, met het doel vnl. deze gronden, door middel van dijken en andere kunstwerken, te vrijwaren tegen overstrooming. De Belg. polders zijn onderworpen aan het regime van 1811, dat bijna ongewijzigd tot heden van kracht is gebleven.

Feitelijk ontstaan de polders door de indijking van de schorren, hetzij deze geschiedt rechtstreeks door de regeering of onrechtstreeks door concessiehouders. Juridisch kunnen zij alleen worden opgericht door den koning, nl. door de publicatie van het K.B. dat de oprichting vaststelt en de rechtspersoonlijkheid verleent. Zij gaan te niet vnl. door onteigening, door terugkeer tot de zee, door versmelting of vereeniging van polders en door afschaffing door de administratieve overheid.

De p. worden beheerd door de alg. vergadering van de →ingelanden. Zij bestaat uit de „generaele gelanden”, omvattende de personen, die eigenaar zijn van een bepaalde oppervlakte land in den p. gelegen. Het dagelijksch bestuur is toevertrouwd aan den dijkgraaf (voorzitter van den p.), alsook aan een of meer gezworenen. Daarbij komen nog de ontvanger-griffier en desgevallend een of meer aangestelden.

De p. staan onder het administratief toezicht van de Bestendige Deputatie van den provincialen raad. In belangrijke aangelegenheden wordt de kon. goedkeuring vereischt. Daarenboven oefent de minister van Openbare Werken door den Dienst van Bruggen en Wegen een bestendig toezicht uit op al de kunstwerken van de polders.

Als publiekrechtelijke organismen bezitten de p. een zekere verordeningsmacht en kunnen zij aan al de gelanden zeker belastingen of „geschotten” opleggen. Deze worden geïnd op dezelfde wijze als de rechtstreeksche belastingen, nadat de Bestendige Deputatie haar goedkeuring aan de belastingsrol heeft verleend.

2° Wateringen, die men soms ook binnenpolders noemt, zijn publiekrechtelijke instellingen, die tot doel hebben het waterregime van, door binnenwateren bevloeide, laagliggende gronden te regelen en meer bepaald door kunstwerken een doelmatige drooglegging of bewatering te bekomen.

Dergelijk organismen treft men aan in alle deelen van het land, terwijl men polders slechts aantreft aan den boord van de zee en aan de monding van groote stroomen.

De organisatie van de wateringen is geregeld door het kon. besluit van 9 Dec. 1847. Juridisch krijgen zij hun bestaan door de kon. goedkeuring van het wateringreglement. Dit reglement regelt o.m. de wijze, waarop de algemeene vergadering samengesteld wordt; het aantal, den rang, de plichten en bevoegdheden, en den duurtijd van het mandaat van de leden van het bestuur; de wijze, waarop de beslissingen zullen getroffen worden; de maatregelen te treffen voor de verdeeling en de inning der geschotten.

De polders zoowel als de wateringen zijn belast zoowel met het uitvoeren van de werken van gewonen onderhoud als met de buitengewone herstellingswerken en met de nieuwe aanleggingen. Voor de werken van onderhoud volstaat de goedkeuring van de Bestendige Deputatie, terwijl voor de overige werken de kon. goedkeuring is geëischt.

Op 28 Jan. 1932 werd een wetsontwerp ter Kamer neergelegd, waarbij het regime van polders en wateringen zou worden gewijzigd.

Lit.: J. Schramme, Des Polders (21904); id., Des Wateringues (1899); Ach. Pauwels, Polders en Wateringen (1935). Rondou.

In Ned.-Indië. Inheemsche w. worden alleen aangetroffen op Bali, waar ze soebak heeten. Onder dit woord wordt zoowel het complex →sawah’s verstaan, dat uit dezelfde leiding wordt bevloeid, als de vereeniging van bezitters dier sawah’s. Het hoofddoel van de soebak is de bevloeiing, ofschoon eventueel ook de waterafvoer tot haar bemoeienis behoort. Een soebak kan zoowel slechts een gedeelte van de sawah’s van een dorp omvatten, als zich over meer dan een dorp uitstrekken. Ze hebben een vrij groote zelfstandigheid en worden beheerd door de leden, die om de 35 dagen bijeenkomen en een leider, den klian soebak, aanwijzen.

De soebaks hebben eigen reglementen, een eigen kas en een eigen soebak-tempel. Een groep soebaks, die hun water uit dezelfde hoofdleiding verkrijgen, staat onder de leiding van een hoofdleider, den sedahan temboekoe. Door deze samenwerking was het mogelijk, ook vrij groote irrigatiewerken uit te voeren. Zelfs worden herhaaldelijk tunnels aangelegd. Aan het hoofd van het sawahbestuur van een bepaald gebied (district) staat weer de sedahan agoeng. De soebak-leden moeten deelnemen aan de gemeenschappelijk te verrichten werkzaamheden (vnl. aanleggen en onderhouden der waterleidingen en dammen, bewaking dier werken en zorg tegen waterdiefstal), en de vergaderingen en godsdienstige plechtigheden bijwonen, o.a. jaarlijksche algemeene bedevaarten naar bepaalde tempels, waarbij groote offers gebracht worden door de vereenigde soebaks.

Van Mohammedanen en Christenen wordt geen deelneming aan deze plechtigheden meer verlangd, doch alleen bijdragen in de kosten.

Lit.: F. A. Liefrinck, Bali en Lombok (1927); C. Lekkerkerker, Bali en Lombok (waarin overzicht der lit. tot eind 1919); C. van Vollenhove, Bali en Lombok (1916).

De op Westersche wijze ingerichte w. dateeren eerst van den laatsten tijd. Art. 186 van de Wet op de Indische Staatsregeling luidt: Naarmate de omstandigheden het vorderen, wordt de zorg voor de waterstaatsbelangen toevertrouwd aan rechtspersoonlijkheid bezittende w. Reeds langen tijd voorzagen de landhuurders in de Vorstenlanden in hun eigen waterstaatsbelangen. Naar aanleiding van daaruit ontstane moeilijkheden verzochten zij aan de regeering terzake voorzieningen te treffen, hetgeen in 1906 geschiedde in art. 18 van het Landhuurreglement. Dit art. legde den landhuurders op, zich te gedragen naar de in overleg met den Javaanschen vorst door het gewestelijk bestuurshoofd dienaangaande vast te stellen regels. In 1907 vlg. werden daarop alg. regelingen getroffen.

De agrarische hervormingen, in 1918 tot stand gebracht, maakten veranderingen noodig. De Vorstenlandsche Waterschapsordonnantie (Ind. Stbl. 1920 nr. 722) bepaalt o.a., dat de oprichting van w. na goedkeuring van den gouv.-generaal kan geschieden door het hoofd van het gewestelijk bestuur in overleg met het betrokken zelfbestuur, terwijl het door genoemden bestuursambtenaar vast te stellen reglement in de Javasche Courant moet worden afgekondigd. In elke w. is een raad, waarvan de beheerders der betrokken ondernemingen, daartoe aangewezen Europ. en Inl. ambtenaren en zoo mogelijk belanghebbende Inlandsche landbouwers, lid zijn. Een uit den raad gekozen bestuur heeft de dagelijksche leiding. De raad kan verordeningen maken (strafbepalingen inbegrepen), bijdragen heffen en diensten vorderen.

Op dezen voet bestaan thans drie w.: Dengkèng, Opak en Pépé. Verder zijn ter Oostkust van Sumatra tot verbetering der rivieren Belawan, Deli en Pertjoet een drietal waterschappen opgericht. Zie verder →Waterstaat (ook voor literatuur). Olthof.

< >