(Ned. recht). Deze wet van 9 Mei 1890, herhaaldelijk gewijzigd, regelt de bevoegdheid tot het dragen van wapenen op den openbaren weg of op voor het publiek toegankelijke plaatsen, hetgeen in het algemeen verboden is.
Bij de Vuurwapenwet van 7 Juni 1919 is geregeld de bevoegdheid tot het voorhanden hebben van vuurwapenen en munitie. Het hoofd der plaatselijke politie kan daartoe machtiging verleenen, doch alleen wanneer eenig redelijk belang dat vordert en misbruik niet te vreezen is.
De handel in vuurwapenen is op zichzelf niet aan een vergunning verbonden. De handelaar moet echter een machtiging tot het voorhanden hebben van te verhandelen vuurwapenen bezitten, en het verleenen daarvan kan aan de noodige voorwaarden worden verbonden. Struycken.
(Belg. recht). Door de wet van 3 Jan. 1933 is de voorgaande wetgeving afgeschaft en vervangen. Sindsdien werd de wet van 3 Jan. 1933 reeds gewijzigd door de wetten van 29 Juli 1934 en 4 Mei 1936. Verschillende uitvoeringsbesluiten. De wet geeft eerst en vooral de classificatie van de wapenen. Deze worden ingedeeld als volgt: verboden wapenen; verdedigingswapenen; oorlogswapenen; jacht- of sportwapenen.
Voor elkeen van deze categorieën worden verschillende regelingen getroffen aangaande het fabriceeren, het invoeren, het verkoopen, het bezitten en het gebruiken ervan. Een speciaal gedeelte van de wet is voorbehouden aan de regeling van de ammunities.
Lit.: J. Constant, Le Régime des Armes et des Munitions (1936). Rondou.