Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 04-11-2019

Waal (aardrijkskunde)

betekenis & definitie

Dorp op → Texel.

2° Linker zijtak van den Rijn, die bij M.R. (= middelbaren rivierstand) ruim 2/3 van den Boven-Rijn afvoert. Bij hoogeren Rijnstand iets minder, bij lageren iets meer.

In den Romeinschen tijd stroomde de Boven-Rijn langs Kleef. Waarschijnlijk lag hier toen het eerste separatiepunt, waar een Waaltak naar het W. afboog en langs de heuvels van Ubbergen-Nijmegen stroomde en zich bij deze stad vereenigde met de reeds door Caesar genoemde „Vahalis”, die zich bij Schenkenschans (Pruisen) aftakte en nagenoeg den tegenwoordigen loop volgde. Waarschijnlijk damde Drusus genoemden Waaltak bij Kleef af, resten ervan vinden we terug in het Wijlermeer en den naam Oude Waal. In de 11e eeuw ging de Rijn in zijn tegenwoordige bedding langs Emmerik stroomen, maar tot 1711 bleef het separatiepunt Rijn-Waal bij Schenkenschans liggen. Toen in 1711 bij ijsgang de Boterdijk (scheiding tusschen Waal en Rijn van Schenkenschans naar Lobith-Tolkamer) doorbrak, verplaatste het separatiepunt zich ca. 10 km benedenwaarts naar Pannerden, waar zich tot nu de bovenmond van de Waal bevindt. Het Bijlandsche kanaal (1774-’76) sneed den grooten meander, thans Oude Waal, af.

Benedenwaarts vereenigde de rivier zich bij het tegenwoordige Oud-Beierland met de Maas tot een breeden tak, het Helium, later Maas genoemd. Deze Maas werd in de 13e eeuw bij het Heleind en Maasdam afgesloten, waardoor het bovenwater van de Maas bij Loevestein ging uitstroomen in de Waal, die onder den naam van Merwede of Merwe het water afvoerde naar Dordrecht en verder naar het W. Voor 1332 stroomde ook een tak ten N. van Dordrecht naar het W., maar die werd bij Oostendam en Heerjansdam afgesloten en zoo ontstond het tegenwoordige verdeelingsbeeld. Het ontstaan van de Biesbosch (1421) maakte de Waal tot den grootsten Rijntak. Maar de groote aanslibbing, weliswaar doorsneden door vele killen, veroorzaakte zulke gevaarlijke Waal- en Maasstanden, dat in 1850 van Werkendam naar het Hollandsch Diep door verruiming van een kil de Nieuwe Merwede werd gevormd, wat later onvoldoende bleek. De overlaat van Heerenwaarden, waardoor Waal en Maas bij hoog opperwater met elkaar verbonden waren, is in de jaren 1889-’90 telkens opgehoogd en in 1904, toen ook de Maas bij Andel door een dam werd afgesloten, op bandijkhoogte gebracht.

Thans bestaat door een schutsluis bij Andel en St. Andries alleen scheepvaartverbinding. De BovenMerwede (Woudrichem—Werkendam) en Beneden Merwede (Werkendam—Dordrecht) voeren dus alleen Waalwater af. De aftakking Dordrecht-Krimpen heet de Noord, van Krimpen tot Vlaardingen Nieuwe Maas. Het gedeelte Dordrecht—Vlaardingen is de Oude Maas. Gezien deze beneden-rivieren een sterke getijdenwerking ondergaan, is moeilijk te spreken van een vaste verhouding, waarin het afstroomend opperwater bij Werkendam verdeeld wordt, temeer omdat de kentering op de Oude en Nieuwe Maas niet gelijktijdig valt.

Ruw genomen is de totale afvoer gedurende een geheel getijde van de Nieuwe Merwede tweemaal zoo groot als van de Beneden-Merwede. Bij Dordrecht is de verdeeling zeer uiteenloopend.

De Waal zelf heeft een lengte van ruim 60 km, en is, uitgezonderd een stuk aan den linkeroever langs Nijmegen, overal bedijkt. De rivier heeft geen zijrivieren en behalve de aangrenzende polders (zie → Gelderland, sub Opbouw en hydrogr. toestand), wateren ca. 1500 ha buitendijksche gronden op haar af.

De Waal vormt den belangrijksten scheepvaartweg van Rotterdam en Antwerpen naar het Ruhrgebied, den Boven-Rijn, N.O. Frankrijk en Zwitserland. Behalve met gewone binnenvaartschepen heeft de scheepvaart vooral plaats met rijnaken. De schepen worden zoowel stroomopals stroomafwaarts gesleept. Door het totstandkomen van het Maas-Waalkanaal (1928), door een schutsluis bij Weurt met de Waal verbonden, is de scheepvaart sterk toegenomen, o.a. door den afvoer van Limburgsche en Kempensche steenkool. Een sterke toename is te verwachten, wanneer het kanaal beginnende ten W. van Utrecht als aftakking van het Merwede-kanaal over Wijk bij Duurstede naar Tiel voltooid zal zijn.

De steden Tiel (rechteroever), Nijmegen en Zaïtbommel hebben drukke scheepvaart. De lastige verkeersverbinding Noord—Zuid, vroeger verzorgd door een aantal gierponten (nog o.a. Druten en Tiel) en motorveer te Nijmegen, is thans grootendeels opgelost door de vaste bruggen te Zaltbommel en Nijmegen, waar tevens ook spoorbruggen liggen.

Lit.: Blink, Nederland en zijn bewoners (3 dln. 1887-'89); Beekman, Nederland als Polderland (31932); Schuiling, Nederland (I 161934). Heijs.

3° Een water op IJsselmonde, eens een deel van 2°; thans een boezemwater; scheidde de Zwijndrechtsche Waard van de rest van IJsselmonde. De W. loost met een sluis op een gemaal te Heerjansdam.
4° Een water op het Z. Holl. eiland Voorne, een overblijfsel van de Strijpe, die tot de 14e eeuw het eiland Rockanje van Voorne scheidde. De W. is bekend om zijn kalkafzettingen en vermeend geneeskrachtige modder; het is in het bezit van de Vereeniging tot Behoud van Natuurmonumenten.

< >