is volgens Augustinus een zoo groot goed, dat zelfs in dit aardsch en sterfelijk leven er geen woord is, dat wij liever en met meer genoegen hooren, en wij niets liever willen bezitten dan den vrede. V. is de rust der orde van alle zaken, waarbij orde beteekent de harmonieuze plaatsing van gelijke en ongelijke zaken, waardoor ieder en alles de hem toekomende plaats inneemt (De Civ. Dei, lib. XIX, cap.
XI en XIII). Daaruit volgt, dat in hoogsten zin God zelf alleen de v. is; want in Ilem is eeuwige orde, die Hij schouwt in de eindelooze veelheid zijner ideeën, geordend naar zijn onveranderlijken aard (de Langen Wendels, De Christelijke Vredesgedachte, 1925).In deze wereld streeft ook alles naar den v., zooals St. Thomas zegt, waaruit duidelijk volgt, dat de v. de normale stand van zaken is voor de menschheid. In een onbegrijpelijke tegenstelling schijnt de menschheid meer door den oorlog dan door den v. beheerscht te worden. Het is echter de strijd van de begeerlijkheid tegen het liefde-evangelie. Toch verlangt de mensch, zooals Augustinus reeds zei de, bij het oorlog voeren steeds naar den v., terwijl niemand den v. betracht om oorlog te voeren.
Ook in onzen tijd tracht men nog steeds elken oorlog en elke bewapening te rechtvaardigen met een beroep op eigen vredesgeneigdheid. De echte vredesgeest, die het geheele leven van den mensch, van de staten, van de geheele menschheid moet doordringen, kan alleen zijn gegrondvest in Christus. Daarom moet vooral het woord van Pius XI doordringen, die sprak van den v. van Christus in het rijk van Christus.
Lit.: de Langen Wendels, De Christelijke Vredesgedachte (1925). L. Janssens.