1° Alfons De, Belg. bisschop-missionaris. * 21 April 1840 te Meessen, ✝ 21 Juli 1888 te Santaoho. Priester te Brugge in 1863. Werkte eerst in Engeland (1863-’68), trad vervolgens in bij de Paters van Scheut en vertrok naar Mongolië in 1869, waar hij den naam verdiende van „vader der Ortos-Mongolen”. In 1883 werd hij titulair bisschop van Abdera en eerste apost. vicaris van Z.W.
Mongolië. Allossery.Lit.: Allossery, Onze W.-Vl. zendelingen (I 1924); Van Hecken, Mgr. V. in de Steppen van Mongolië (1931).
2° Amand De (pseudoniem: Wazenaar), Zned. schrijver. * 1840 te Eksaarde, ✝ 1906 te Gent. Schreef een verdienstelijken, nog al realistischen en af en toe anticlericaal getinten autobiogr. roman Een Vlaamsche Jongen, waarin invloed van Multatuli merkbaar is.
3° Charles, modem beeldhouwer. * 1888 te Maastricht. Opleiding: academie Amsterdam. Prix de Rome. Zijn krachtig talent uit zich in beweeglijke vormen. Vnl. religieuze onderwerpen: HH. Servatius (aan de Maasbrug te Maastricht en een Servaasbron op het Vrijthof), Bernulphus, Cornelius, Franciscus, e.a. Verder in de Huskenskolonie bij Heerlen een kruisweg in hoogglazuurtechniek. Zijn kleiner werk vertoont vaak caricaturale neigingen.
4° Cornelis de, portretschilder. * 1585 te Hulst, ✝ 9 Mei 1651 te Antwerpen. Leerling van Rubens en beïnvloed door Ant. v. Dyck. Naast deze beiden behoort hij tot de beste portretschilders der 17e-eeuwsche Antwerpsche school.
Lit.: Bode, Holl. u. vläm. Malerschulen (41923); v. Wurzbach, Nied. Künstlerlex. Schretlen.
5° (Ook: Voes) Hendrik. Geboren te Den Bosch; Augustijn te Antwerpen, in 1523 te Brussel als ketter terechtgesteld. V. was een der eerste nieuwgezinden in de Nederlanden; met stellingen van Luther verbond hij eigen nieuwe meeningen, die men weldra in de specifiek Ned. leer der eerste Hervormers, de Sacramentariërs, terugvindt.
Lit.: Nw. Ned. Biogr. Wbk. (V). Erens.
6° Isaac (de), Amsterdamsch comediant en tooneelschrijver, over wien weinig bekend is. ✝ 1652. Deel uitmakend van den kring van Jan Soet, speelde hij in 1640 een rol in Vondel’s Gebroeders. Eigen stukken verschenen tusschen 1644 en 1650.
Werken: Klucht van de Moffin (1644); Lope de Vega Carpioos Gedwongen Vrient, in Duyts gerymt (1646); Klucht van de Mof (1669); De beklaeglycke Drang 1669); Zingende Klucht van Pekelharing in de Kist 1718); Robbert Leverworst (1729). — Lit.: J. A. Worp, in: Tschr. voor Ned. Taal en Letterk. (III).
7° Jan, Ned. letterkundige, glazenmaker van beroep. Omtrent zijn afkomst, geboortejaar en jeugd ontbreken bijzonderheden, ✝ Juli 1667 te Amsterdam. In 1647 commissaris van de Amsterd. stadsschouwburg, werd hij herhaaldelijk belast met ontwerp en regeling van optochten en praalvertooningen. Niet zonder talent, verschreef hij dit echter in aan het volk bevallende spektakelstukken als Aran en Titus (1641) en Medea (1665), in brallende taal, vol kunst en vliegwerk. Daarnaast schreef hij de klucht Oene (1642).
Uitg.: zijner volledige werken in 1658, 1662, uitg. in 2 dln. 1762. — Lit.: J. A. Worp, Jan Vos (1879); id., De Invloed van Seneca’s Treurspelen op ons Tooneel (1892); id., Gesch. van het Drama en het Tooneel in Ned.; Nw. Ned. Biogr. Wbk. (III, 1347); Kalff, Gesch. der Ned.
Letterk. (IV, 449; V, 113, 186); Te Winkel, Ontwikkelingsgang (2III-V). Vermeeren.
8° Jan Cornelis de, Ned. acteur. * 8 Juli 1855 te Den Haag. In 1876 debuteerde hij bij het Ned. Tooneel te Amsterdam. Hij speelde in verschillende gezelschappen, was eenigen tijd hoofdredacteur van de Haagsche Courant en was verder enkele jaren directeur van den Tivoli-schouwburg te Rotterdam. In 1921 nam hij afscheid van het tooneel. Hij was een groot karakterspeler, leeraar aan de Tooneelschool en Lid van de Maatschappij voor Ned. Letterkunde.
Werken: Intimiteiten (een bundel novellen); een dichtbundel Lentebloemen; vertalingen, enz.
9° Prosper Henri De, ➝ Devos.