Deensch dichter en romanschrijver van den overgangstijd van realistisch impressionisme naar psychologisch verdiept, idealistisch symbolisme. * 17 Sept. 1863 op Seeland, ♱ 6 Dec. 1905 te Kopenhagen. Begonnen in den kring rond Gg. Brandes, met Joh. Jörgensen, wien hij de vriendschap opzegt na diens bekeering (vgl. zijn gedicht Bekendelse) staat S. in zijn vroegste werk nog bevangen in de naturalistische techniek.
Omstreeks 1893 vernieuwt zich zijn kunst in neo-romantische richting (tijdschrift: Taarnet), met uitgesproken voorkeur voor mystisch getint symbolisme (Maeterlinck) en metapsychische problemen; maar helaas ook een stijgend pessimistischen kijk op het leven en een drukkende melancholie.Voorn. werken: Den vilde Jäger (1894); Romerske Scener (1895); Fagre Ord (1895); Valravn (1896); Sol (1897); Hjemfalden (anarchistische roman; 1898); Asmodeus (1899); Vejbred (1899); Flyvende Sommer (liefderoman in verzen; 1898); Sne (levenswijze lyriek; 1901); Sidste Digte (1906). Uitg.: Saml. Värker (3 dln. 1910 vlg.). Lit.: C. Lassen, V. S. 1923).