(leer der openbare financiën), belastingen, welke worden geheven ter zake van door de individuen gedane verteringen. Zij kunnen op directe wijze worden geheven (in Ned. bijv. de ➝ personeele en de ➝ woonforensenbelasting; in België de aanvullende personeele belasting); meestal moet echter tot indirecte heffing worden overgegaan (bijv. in Ned. en België ➝ accijnzen, ➝ omzetbelasting, ➝ overdrachttaks, ➝ vermakelijkheidsbelasting, enz.). De v. nemen in het samenstel van Ned. belastingen een belangrijke plaats in. Zie ➝ Belastingen.
Lit.: Bordewijk, De theorie der belastingen (1931); Hulst, Over v. (diss. Rotterdam, 1931); van Gijn en Polak, De alg. beginselen van de belastingheffing (prae-advies, 1927); De Visschere, Het Belg. belastingwezen en zijn grondbeginselen (1935). Zie verder ➝ Accijns en ➝ Invoerrechten.
M. Smeets.