of polynomium (wisk.). Een veelterm van één veranderlijke heeft de gedaante a0xn + a,xn-1+ . . . + an, waarin a0a1, . . ., an de coëfficiënten van den veelterm heeten, x de veranderlijke, n de graad van den veelterm, en an de bekende term, terwijl a0 steeds ongelijk nul wordt verondersteld. Een veelterm, bestaande uit één term, heet een term of monomium, uit twee termen tweeterm of binomium, uit drie termen drieterm of trinomium, enz. Is n = 1,2,3, dan noemt men den veelterm resp. lineair, kwadratisch, kubisch.
Een veelterm in de veranderlijken x en y bestaat uit termen van de gedaante a xmyn, waarbij a een coëfficiënt is, m en n geheele positieve getallen zijn en m + n de graad van dezen term is; de graad van den veelterm is nu gelijk aan dien van den term met den hoogsten graad.Lit.: F. Schuh, Lessen over de hoogere algebra (I9 1921; II 91924). Verriest.