Maandblad, later weekblad van de vast aaneengesloten groep der jonge Kath. letterkundigen, die op het einde der vorige eeuw aan het woord kwam en, brekend met de rhetoriek van Schaepman, aansluiting zocht bij de kunstopvattingen der Tachtigers, echter met handhaving der beginselen van Jos. Alberdingk Thijm. Het eerste nummer verscheen in Oct. 1900, onder redactie van Alb. van der Kallen, Th. Molkenboer, Albertine Smulders, Maria Viola.
Het volgend jaar werd Alb. van der Kallen vervangen door C. R. de Klerk. Van 1905 tot 1910 bezette Jan Kalff in de redactie de plaats van Th. Molkenboer, in 1914 werd deze plaats ingenomen door mr.
A. A. H.
Struycken.
V. O. T. streefde naar „een eigen litteratuur” voor Nederlands Katholieken en kende hierbij groote waarde toe aan de inspiratie door de liturgie. Een verinniging van den toon der lyriek was het meest merkbare gevolg van dit streven.
De medewerking der dichters Ed. Brom, Felix Rutten, Willem Smulders, Anna Aghina, de verhalende prozaschrijfsters Alb. Smulders en Marie Koenen, maakte mogelijk, dat V.
O.
T. gedurende vele jaren een duidelijk omschrijfbare richting in de ontwikkeling der Kath. letterkunde vertegenwoordigde. Stemmige devotie verving de programma-rhetoriek der oudere school, aandacht voor de psychologische werking van het godsdienstig leven zuiverde de rationalistische-apologetische geloofsopvatting. Voor het kweeken van goeden smaak onder de Katholieke bevolking deed V. O.
T. onmiskenbaar werk, terwijl de essais van C. R. de Klerk over algemeen cultureele onderwerpen en de bijdragen van Struycken over staatkundige actualiteiten de plaats der Katholieken in het nationale leven hielpen bepalen. Het verwijt, dat de redactie te eenzijdig aesthetisch zou zijn, werd aanleiding tot de oprichting van De Beiaard, in 1916.
V.
O. T. verdween op het einde van 1920.Lit.: Theo de Jager en G. Knuvelder, Pioniers, een bloemlezing uit V.O.T.; B. W. Molkenboer (in: De Beiaard 1921, VI 1, blz. 69). Asselbergs.