1° Gnostisch schrijver en hoofd van een sekte, midden 2e eeuw. V. werd in Egypte geboren en in Alexandrië wetenschappelijk gevormd. Van ca. 135 tot 160 was hij in Rome leeraar. Hij verliet de Kerk, aldus Tertullianus, en stichtte een eigen sekte, toen hij zich bij een pauskeuze gepasseerd gevoelde.
Van zijn leer (→ Gnosticisme) is voor de latere theologie en geschiedenis van belang: 1° dat de aeon Sotèr (Gr., = Verlosser) bij het Doopsel op den mensch Christus nederdaalde;
2° het onderscheid tusschen pneumatici (Valentinianen), die verlost zijn en in den hemel (het pleroma) komen, de psychici (Katholieken), die door geloof en goede werken in een tusschenplaats kunnen komen, en de hylici (stoffelijke menschen, ongeloovigen), die zeker verloren gaan. Zijn werken en brieven gingen op enkele citaten na verloren. V. werd vooral bestreden door → Irenaeus en Tertullianus.
Lit.: Bardenhewer, Gesch. altkirchl. Lit. (I 1913, 358-364); Steffes, Das Wesen des Gnostizismus (1922).
Franses.
2° Heilige, Romeinsch priester en martelaar, ♱ 269. Attribuut: een zwaard. Feestdag 14 Januari.
3° Heilige, martelaar uit Terni, priester, ♱ 306. Patroon tegen jicht en vallende ziekte. Attribuut: een haan of een jongen. Feestdag 14 Februari. Zie → Valentijnsdag.
4° Heilige, 4e eeuw, als bisschop van Tongeren en onmiddellijke voorganger van St. Servaas vereerd in het bisdom Roermond op 8 Juni. Hij speelt een voorname rol in de Servaas-legenden; historisch staat over hem niets vast.
Lit.: Habets, Gesch. v. h. Bisd. Roermond (I 1875, 113); Henschenius, De episcopatu Traieetensi Diatriba (1653, blz. 81-85); Vlekke, St. Servatius (1935, blz. 31).
5° Heilige, apostel van Ratië, abt van Mais bij Merano (Tirol). ♱ 472. Feestdag 7 Jan. en 4 Aug.